
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Afgelopen vrijdag stond in Trouw dat burn-out onder jongeren een steeds groter probleem is. De tijd dat je tijdens je studie een beetje kon experimenteren en dat de studententijd gezien werd als een speeltuin voor het leven is voorbij. Tegenwoordig betekent studeren: hard werken, plannen, op tijd je examens halen en dat alles ook nog eens naast een baan om je studie te betalen, sport, hobby’s en de sociale contacten met je vrienden en je familie . Volgens de denker des Vaderlands, Daan Rovers, is één van de oorzaken dat jongeren in een burn out terecht komen het feit dat ze geen “ik” kunnen zeggen. Toen ik dat las, moest ik daar wel even over nadenken. Hoezo kunnen jongeren geen “ik” zeggen? Je zou toch denken dat we vandaag de dag in het ik-tijdperk leven en dat we juist voortdurend ik-zeggen, misschien soms wel een een beetje te veel. Ikke, ikke, ikke. Ja, zegt Daan Rovers, dat is wel zo. We leven wel in een ik-tijdperk, maar desondanks durven we toch niet te zeggen wie we echt zijn. We laten niet ons echte ik-zien. In plaats daarvan verschuilen we ons voortdurend achter anderen, achter regels of achter de dingen die van ons gevraagd worden. Zij gaf een voorbeeld. Aan een vriendin vroeg zij of ze mee wilde gaan naar de film. Zij zei nee, want zo zei ze: ik heb het te druk. Maar dat is eigenlijk niet het echte antwoord. Eigenlijk was ze gewoon moe en wilde ze liever in bad liggen, toch zei ze dat niet. In plaats daarvan verschuilde ze zich achter zoiets als “ik heb het te druk”. Daarmee zegt ze wel “ik”, maar ook weer niet, ze laat niet zien wie ze van binnen is of hoe ze zich van binnen voelt. Dat nu is volgens Daan Rovers één van de oorzaken van zoiets als burn-out en ik denk dat zij daarin gelijk heeft. Er wordt steeds meer van ons gevraagd en daardoor denken wij dat we daar ook aan moeten voldoen. Jongeren ervaren een enorme druk om iemand te zijn, want je wilt toch meetellen, je moet er goed uitzien, je moet een flink aantal vaardigheden hebben, sociaal zijn, competitief en ga zo maar door. Maar is dat nou ook wie ze echt van binnen zijn?
Ja, wie zijn we eigenlijk echt? Die vraag is misschien nog helemaal niet zo makkelijk te beantwoorden. Als je het mij vraagt, zou ik simpel kunnen zeggen: ik ben Hans van Solkema, geboren dan en dan, daar en daar, maar dat zegt nog niet zoveel, dat zijn alleen nog maar de gegevens waarmee ik geregistreerd sta bij de burgerlijke stand. Dat is niet wie ik ben of wie u bent. Maar wie zijn we dan wel? Als ik die vraag aan u zou stellen, bijvoorbeeld tijdens een kennismakingsrondje, dan zou u waarschijnlijk zoiets zeggen als: mijn naam is Klaas of Truus, ik werk in een winkel achter de kassa, ik ben getrouwd en heb drie kinderen en mijn hobby’s zijn: puzzelen, lezen en koken. Waarschijnlijk zou u iets in die trant antwoorden en natuurlijk heeft ieder van u weer een ander verhaal. Je stelt jezelf voor door te iets te vertellen over wat je allemaal doet in het dagelijks leven of wat je allemaal bezit. Maar is dat nu wat u echt bent? Nee, waarschijnlijk niet. In zo’n rondje vertel je maar een klein deel over jezelf, het meeste blijft ongezegd, net als bij die vriendin van Daan Rovers. Misschien moeten we, om er achter te komen wie we zijn het anders aanpakken. Misschien zou je net als Jezus aan iemand anders moeten vragen: zeg mij wie ik ben? Zo doen we dat eigenlijk ook als iemand overleden is. Dan zeggen anderen over mij wie of wat ik was. Dan zeggen ze bijvoorbeeld: hij had een goed karakter, stond altijd voor iedereen klaar of hij was een beetje op zichzelf, liep altijd te mopperen. Maar of dat ook altijd klopt? U hebt vast wel eens een begrafenisdienst meegemaakt waarin er over de overledene mooie dingen werden gezegd, maar waarbij u dacht: ik herken de overledene er niet in. Zo was het eigenlijk ook met Jezus. Toen hij aan de leerlingen vroeg wat de mensen over hem zeiden, kwamen de meest uiteenlopende antwoorden. Er waren mensen die In Jezus een profeet zagen, misschien wel de profeet Elia die ooit terug zou komen. Er waren ook mensen die dachten dat Jezus Johannes de doper was. Maar dat alles was Jezus niet. De mensen gingen af op wat ze aan de buitenkant zagen: ze zagen bijvoorbeeld de wonderen die Jezus deed en dachten daarmee onmiddellijk aan een profeet als Elia, of ze hoorden dat de woorden die Jezus sprak grote kracht hadden en dus dachten ze aan één van de de andere profeten, of ze zagen hoe ook Jezus de mensen opriep om zich te bekeren en zei dat het koninkrijk van God op handen is, net als Johannes de Doper deed. Kortom de mensen keken naar de buitenkant en vergeleken hem met anderen, maar is dat nou wie hij is? Kom je er achter door aan de anderen te vragen wie we zijn? Nee, want wie kent ons totaal met ook mijn verborgen kanten. Maar wat dan: wie ben ik nou eigenlijk?
Ja, de denker des vaderlands, Daan Rovers, kan dan wel zeggen dat jongeren geen ik durven zeggen, maar dan moet je wel eerst weten wie je bent. En daar zit voor mij het echte probleem. We weten niet meer wie we zijn en daardoor worden we gemakkelijk verleidt om te voldoen aan de verwachtingen van anderen, om aan de buitenkant te laten zien dat we iets voorstellen. Martin Buber vertelt daarover een zeer kort verhaaltje uit de joodse traditie. Rabbi Susja zei kort voor zijn dood: ‘In het toekomende rijk zal mij niet gevraagd worden “Waarom ben je Mozes niet geweest?” Mij zal gevraagd worden “Waarom ben je Susja niet geweest?”. Het gaat dus om de uitdaging dat we niet proberen te zijn als iemand anders, maar dat we proberen ons-zelf te zijn, dat we dus “ik” kunnen zeggen. Maar nogmaals de vraag: wie zijn we dan? Jezus vraagt door. Nadat de leerlingen vertelt hebben wie Jezus is volgens de mensen, stelt hij in één keer de vraag: en jullie dan, wie zeggen jullie dat ik ben? Het lijkt wel alsof Jezus de leerlingen hier ook uitdaagt om zich niet te verschuilen achter de antwoorden van anderen, achter wat gewenst is, maar om zelf te voorschijn te komen en dat valt nog niet mee. Er volgt een groot zwijgen totdat één van de leerlingen, Petrus, zijn mond open doet en zegt: ik weet het, u bent de messias, de messias die van God is gestuurd. En daarmee slaat Petrus de spijker op de kop. In het evangelie van Lucas wordt dat niet met zoveel woorden gezegd, maar in het evangelie van Mattheus wel. Daar staat: En Jezus antwoordde en zei tegen hem: Zalig bent u, Simon Barjona, want vlees en bloed hebben u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is.” Petrus heeft het dus goed gezien. Jezus is niet zomaar een mens die dingen doet, die je van de buitenkant moet beoordelen, maar hij is een mens van God. Dat staat voorop. Hij is uniek en ik denk dat wij dat ook zijn. Maar hoewel Petrus gelijk heeft, mag hij er toch niet over spreken… Je hebt gelijkt Petrus, maar vertel het niet verder. Waarom? Omdat we hier denk ik raken aan het geheim van ons mens zijn. Kennelijk is Jezus niet zomaar vast te leggen, kennelijk zijn wij niet zomaar vast te leggen. Onze diepste identiteit die wordt gevormd doordat wij een kind van God zijn en dat betekent weer dat je vrij bent. We vallen niet samen met wat we doen of wat we hebben of wat anderen over ons zeggen, nee we zijn meer dan dat. We zijn van God.
Wie dat ook gezien heeft is Mozes. Dat was die ervaring bij de braamstruik waar Mozes de opdracht kreeg om het volk van God te bevrijden. Terwijl hij de schapen van zijn schoonvader aan het weiden was, komt hij bij de berg Horeb en daar ziet hij ineens een struik die in brand stond, maar niet werd verteerd door het vuur. Wat een krachtige struik eigenlijk. Eigenlijk is die struik al een prachtig beeld van ons mens zijn. Een struik namelijk die ondanks de vlammen zichzelf blijft. Als Mozes dichterbij komt, hoort hij een stem: Kom niet dichterbij, en trek je sandalen uit, want de grond waarop je staat is heilig. Dan vertelt God dat hij de jammerklachten van het volk heeft gehoord. Hij wijst Mozes aan als degene die het volk moet doen wegtrekken uit Egypte. Het zal je maar gezegd zijn. Daar loop je met je kudde in de woestijn en plotseling wordt jou gevraagd bevrijder te zijn voor je naaste. Geen wonder dat Mozes zich afvraagt: hoezo, waarom ik, wie ben ik dat ik dit doen moet? En dan antwoord God: zeg tegen de mensen: Ik ben die er zijn zal. Zeg “ik ben” heeft mij gezonden. In het Hebreeuws staat hier het werkwoord zijn. We kunnen het op vele manieren vertalen, maar de meest eenvoudige vertaling is: ik ben. Ik ben, punt uit, verder niets. Ziet u het verband. God zegt niet wie hij is door te zeggen wat hij doet, wat hij heeft of wat anderen over hem zeggen, nee hij zegt simpelweg “ik ben” en daar moet Mozes het mee doen. Dat is zijn geheim. Toen ik voor mijn studieverlof over deze tekst in het klooster een korte meditatie deed, zag ik in mijn verbeelding ook een spiegel. Ik zag de braamstruik, een spiegel en het spiegelbeeld van de braamstruik. Toen werd mij iets duidelijk. God zegt tegen Mozes dat zijn naam is “ik ben”, maar in het scheppingsverhaal wordt gezegd dat wij geschapen zijn naar Gods beeld. Zou het niet zo kunnen zijn dat Mozes in de braamstruik wordt geopenbaard dat ook dat zijn wezen is: dat hij ook moet zeggen “ik ben”, “ik ben” heeft mij gezonden. Dat is waar het om draait. Dat een mens leert zeggen dat hij is, zonder toevoegingen wat hij allemaal gedaan heeft, aan bezit heeft of wat anderen over hem zeggen. Dat alles heeft hij niet nodig omdat de mens, u en ik, door God geliefd wordt. Als we dat stukje in onszelf weten te vinden dan worden ook wij bevrijd en niet alleen wij, maar met ons ook de naaste. Dan pas zal het feest zijn, pasen, uittocht, bevrijding.
Gemeente van onze Heer Jezus Christus, wie zeggen de mensen dat ik ben? De leerlingen van Jezus geven antwoorden die overeenkomen met wat ze aan de buitenkant zien. Dat wat Jezus
doet, zoals Johannes de Doper, of dat wat hij zegt, zoals de profeten. Het zijn allemaal oordelen van mensen. Alleen Petrus geeft een antwoord dat akelig dicht in de buurt komt. Gij zijt de Christus. Dat wil zoveel zeggen als: jij bent de door God gezalfde, de door God gewilde. Meegaan in die beweging van Jezus betekent voor ons vandaag dat wij ons leren richten op God. Niet wat wij zijn in de ogen van andere mensen is belangrijk, maar dat wat zijn in de ogen van God.
In de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen.