Werken in de wijngaard

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Is het u wel eens opgevallen dat we verhalen uit de bijbel heel anders lezen dan verhalen uit bijvoorbeeld de krant? Ik denk dat we dat vaak zelf niet eens in de gaten hebben. We lezen de bijbel met een bepaalde bril waardoor we zaken die we normaal gesproken heel raar vinden, in de bijbel opeens heel gewoon vinden. In het evangelie van vanmorgen gaat het bijvoorbeeld over een landheer van een wijngaard die op reis gaat en het werk aan zijn pachters overlaat. Af en toe stuurt hij knechten om zijn deel van de oogst op te eisen. We denken al snel: dit verhaal gaat over God en dan zal het wel goed zijn. Maar wat nu als we dit verhaal in de krant hadden gelezen. Kijk, het is duidelijk dat het hier om een grootgrondbezitter gaat. Iemand die bezit heeft, er nauwelijks zelf naar omkijkt en af en toe zijn mensen stuurt om te incasseren. Als wij in de krant hadden gelezen dat boze boeren hier tegen in opstand waren gekomen en dat ze de deurwaarders die de pacht kwamen innen in elkaar hadden geslagen, dan acht ik de kans groot dat we misschien wel hadden gezegd: we begrijpen die boeren wel. Typisch weer zo’n geval van een grootgrondbezitter, een kapitalist, die de kleine man uitbuit. Tuurlijk, dat geweld tegen de deurwaarders keuren wij niet goed, maar we begrijpen het wel. Nu dit zelfde verhaal in de bijbel staat kijken we er plotseling heel anders naar. En dat is best wel vreemd. Tegelijkertijd ontgaat het ons op die manier ook een beetje hoe explosief deze gelijkenis van Jezus wel niet was. Ook in zijn dagen waren er vele grootgrondbezitters, mensen die zelf niet hoefden te werken voor hun inkomsten, maar die leefden van een deel van de oogst waarvoor hun arbeiders gewerkt. Ook in de dagen van Jezus zullen deze mensen niet altijd op sympathie van de bevolking hebben kunnen rekenen. Uitgerekend dat beeld nu van die grootgrondbezitter gebruikt Jezus om iets over God te zeggen. Uiterts gewaagd dus, want iedereen zal zich aangesproken voelen: allereerst de grootgrondbezitters, maar ook de priesters en de schriftgeleerden. Die laatste groep zal zich herkennen in de pachters. De pachters die liever eigen baas willen zijn en geen verantwoording willen afleggen. De priesters en de schriftgeleerden zullen deze gelijkenis van Jezus opvatten als regelrechte kritiek op hun doen en laten. Tenslotte zet Jezus iedereen aan het denken, iedereen met bepaalde beelden over God. In dit geval zet hij God neer als een grootgrondbezitter, een kapitalist. Natuurlijk wist Jezus denk ik heel goed wat hij deed. Het was een gevaarlijk beeld, maar tegelijkertijd gebruikt hij bij het vertellen bijbelse beelden, in dit geval het beeld van een wijngaard. Het gaat hier niet om zomaar een stuk grond dat verpacht wordt, maar om een wijngaard. De wijngaard staat in de bijbel symbool voor het land van belofte. De wijngaard wordt verbonden met het goede leven. Dat leven waar we allemaal naar op zoek zijn. En daarmee krijgt de gelijkenis gelijk een diepere laag, want het gaat kennelijk niet zomaar om een grootgrondbezitter die een stukje land verpacht, nee wat hier verpacht wordt, wat in bruikleen wordt gegeven is een stukje belofte. De pachters mogen delen in het visioen van vrede en gerechtigheid en het is aan de pachters om daar voor te zorgen als de heer van de wijngaard op reis is. En opnieuw zit er in deze gelijkenis een flinke hoeveelheid kritiek en een vraag aan ons allemaal. Want hoe gaat wij om met de belofte die ons gegeven is? Ik zei al dat de gelijkenis ook het beeld van God op z’n kop zet. In de gelijkenis gaat de Heer van de wijngaard naar het buitenland. Je zou kunnen denken dat de Heer van de wijngaard er vandaar gaat en de wijngaard aan z’n lot overlaat. Hij kijkt er niet naar om, behalve dan dat hij af en toe knechten stuurt om een deel van de oogst te kunnen innen om er zelf goed van te kunnen leven. Dat beeld dus van de Heer van de wijngaard als een kapitalist. Een Heer die dus niet echt begaan is met zijn bezit. Als het op God aankomt, denk ik, dat veel mensen God ook op die manier ervaren. We leven in een wereld waar van alles aan de hand is. Een wereld die op dit moment in brand staat. Ik denk dan aan die verschrikkelijke oorlog in Oekraine, maar niet alleen nu, ook in het verleden is dat zo geweest. Denk aan de verschrikkingen die de Joden zijn overkomen in de tweede wereldoorlog. Altijd als dat gebeurt, komt de vraag op: waar is God nu? Is God er wel? Waarom doet God niets? Kan het God dan niets schelen hoe het met de mensen gaat. Het lijkt wel alsof hij op reis is. Ja, we mogen aan hem offeren, hem dankgebeden zenden, maar wat krijgen wij daarvoor terug? Niets toch? Is God niet gewoon een uitbuiter, die ons aan het lijntje houdt, maar waar je verder niets aan hebt? Het zijn allemaal heel begrijpelijke vragen en ik neem het niemand kwalijk als wij die vragen bij tijd en wijlen stellen. Ze zijn heel menselijk, maar de vraag is of de vraag wel de juiste vraag is? In de gelijkenis die Jezus vertelt staat dat de wijngaard verpacht werd aan de pachters. In het grieks staat er eigelijk iets anders. Daar staat dat de wijngaard werd uitgeven. Wij gebruiken dat woord ook nog als er ergens een nieuwbouwproject is en de gemeente kavels uitgeeft. Eigenlijk betekent het zoveel dat je het recht krijgt op een stukje grond waar je vervolgens vrij mag leven, vrij mag doen en laten wat je wilt. Het is een stukje land om te genieten van de vruchten. En dat is toch nog net een iets ander beeld dan het beeld van de pachter die werkt voor de eigenaar. Je kunt zeggen dat God op reis is naar het buitenland en zich van ons niets aantrekt, maar je kunt het ook lezen als dat God een terugtrekkende beweging maakt, juist om mensen alle vrijheid te geven, om ons niets in de weg te leggen. Eigenlijk legt de Heer van de wijngaard de verantwoordelijkheid bij de mensen aan wie het land is uitgegeven. Is de Heer van de wijngaard dan helemaal afwezig. Zeker niet. Ook al komt hij niet zelf, wel stuurt hij zijn knechten. Wat komen ze doen? Ze komen niet de oogst in ontvangst nemen zoals we misschien zouden denken, nee er staat dat ze van de vrucht van de wijgaard geven en dat klinkt voor mijn gevoel net iets anders? Je zou kunnen zeggen dat de knechten komen vragen hoe het de vruchten staat. Zijn de vruchten nog in overeenstemming met dat visioen van wat een goede wijngaard is? Is er nog gerechtigheid te vinden? Is de wijngaard nog een plaats waar, zoals Jesaja zegt: ‘voor de hongerigen brood wordt gebroken, waar thuislozen onder dak worden gebracht en naakten gekleed?’ Of brengt de wijngaard alleen vruchten voort die bestemd zijn voor eigen gewin? Of zure druiven, omdat het een plaats is geworden waar broeders en zusters elkaar niet meer in de ogen kunnen kijken omdat ze elkaars concurrenten zijn geworden? Kortom, welke vruchten vinden wij in de wijngaard? Hoe goed hebben we ervoor gezorgd? Kennelijk voelde Jezus met deze gelijkenis wel aan dat die vraag niet altijd in goede aarde zou vallen. Tot drie keer toe worden de knechten mishandeld en weggestuurd en dat wijst er op dat we lastige vragenstellers liever uit de weg gaan. Hetzelfde lot dat klokkenluiders nogal eens overkomt. Niemand zit te wachten op lastige mensen die kritische vragen stellen, vragen die je dwingen om rekenschap af te geven over je handelen. Ook wij niet en toch wordt ons de vraag gesteld. Jullie hebben dit land in uitgifte gekregen, hoe ga je er mee om. Wat produceren jullie? Onrecht of recht? Ook in onze wereld zouden we bij heel veel situaties die vraag kunnen stellen. Bij de kleding die we dragen, bij het eten dat we eten, bij de pensioenen die we genieten. Hoe zijn ze verkregen? Hebben kinderen daar aan gewerkt of arme boeren of hebben pensioenfondsen belegd in wapens waarmee nu oorlogen worden gevoerd? Nee, het zijn geen gemakkelijke vragen en we mishandelen dan ook liever de vragenstellers dan ons ermee in te laten. Ik begrijp dat wel. Lastige vragen kunnen ons angstig maken, onzeker, bang, onmachtig ook, want niet altijd is er een duidelijk relatie tussen wat jij doet en wat er in de wereld gebeurt. En toch, kunnen we niet ontkennen dat zo’n relatie er is. Ons leven hier in het rijke westen heeft alles te maken met de armoede in de derde wereld, ook al kan ik er persoonlijk misschien niet direct iets aan doen. Hoewel, dat laatste is nog maar de vraag? We hebben altijd nog de mogelijkheid om met ons stemgedrag de keuzes die onze overheid voor ons allemaal maakt te beïnvloeden. Wat blijft is dat het lastige vragen zijn. We gaan die lastige vragen soms ook uit de weg door God ter verantwoording te roepen. Als we kijken in deze wereld en zien dat van de wijngaard een puinhoop is gemaakt, dan klinkt steeds weer die vraag: waarom komt God niet zelf naar de wereld. Al die mensonterende toestanden, waarom grijpt God niet in? Ik zei al dat Jezus de ons beeld van God op de kop stelt. Eigenlijk draait Jezus de vraag naar God om. We kunnen in deze wereld wel roepen: waar is God, maar evengoed kunnen we roepen: waar is de mens zoals God die heeft bedoeld. Ja, waar is de mens zoals God die heeft bedoeld? Op die vraag geeft Jezus in het slot van de gelijkenis een antwoord. In de gelijkenis gaat de Heer van de wijngaard naar het buitenland, niet voor eventjes, maar voor langere tijd, zo staat er. We hebben gezien dat hij naar het buitenland gaat om ons de ruimte te geven, omdat hij ons vertrouwt, omdat hij denk dat wij onze verantwoordelijkheid zullen nemen. Misschien is God naïef, maar als je werkelijk ruimte wilt geven kun je niet anders dan naïef zijn. Nadat de pachters tot drie maal toe de knechten hebben weggestuurd denkt de Heer van de wijngaard: weet je wat, ik stuur gewoon mijn zoon, daar zullen ze toch wel respect voor hebben? Als dan nog niet blijkt dat ik bij mijn wijngaard betrokken ben, weet ik het ook niet meer? Zie hier de mens, zoals God die heeft bedoeld. God die in een mens tot ons komt en vraagt naar de vruchten. Hoezo zeggen we dat God niet onder ons aanwezig is? Zou het niet kunnen zijn dat in elke stem die van de aarde roept van pijn en onrecht, de stem van God zelf meeklinkt? God is er niet en toch is hij er wel. Dietrich Bonhoeffer, de beroemde Duitse theoloog die zelf is omgebracht in een concentratiekamp schreef dat wij moderne mensen zonder God voor het aangezicht van God staan. Aan de ene kant is God er niet, aan de andere kant is hij er wel, in zijn knechten. God heeft geen andere stem dan die van zijn gezanten. Geen andere stem dan die van de profeten en Jezus zijn zoon. En ik vermoed van nog veel meer mensen die op een beslissend moment met de vraag naar de vruchten durven komen. Voor zichzelf omdat ze lijden onder uitbuiting, of omdat ze de nood van een ander zien. Inderdaad zijn dat vragen die vaak een geweldige irritatie en zelfs agressie oproepen. Misschien wel omdat je er zelf door in verlegenheid gebracht wordt of in het nauw gedreven voelt. Dan is het inderdaad makkelijker als God zelf zou ingrijpen.

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, het slot van de gelijkenis is heel tragisch en tegelijk wonderlijk hoopgevend. Nadat drie van zijn knechten zijn mishandeld en met lege handen weggestuurd, stuurt de eigenaar zijn eigen zoon, de erfgenaam, maar dan gebeurt je niet verwacht: de pachters werpen de zoon buiten de wijngaard en doden hem. Het lijkt het einde van het verhaal, maar Jezus geeft er een draai aan. Hij citeert een vers uit psalm 118: ‘De steen die de tempelbouwers hebben veracht, is tot hoeksteen geworden.’ Een wonderlijk vers. Een hoeksteen is immers een onmisbare steen in een bouwwerk. Het is de steen die alles draagt. Het fundament. En juist die steen werd weggegooid. Maar tegelijk zal de steen die werd weggegooid, de steen die werd verworpen de dragende kracht blijken te zijn. 

Een aanstootgevende boodschap voor de pachters! Het is de omgekeerde wereld. Zij dachten te leven van hun eigen kracht en hun eigen winst. Maar nee, ze leven van wie ze verwerpen. Heel merkwaardig. En tegelijk is het een subtiele verwijzing van Lukas naar het paasbericht. Het verhaal over lijden, sterven en opstanding van Jezus Messias dat wij ieder jaar weer horen, gedenken en vieren. In dat verhaal blijkt dat niet de opstand van de pachters het laatste woord heeft, maar de Opgestane. De zoon, de mensenzoon zelf. Omdat hij door zijn Vader uit de puinhopen van deze wereld wordt gehaald en opgericht als de werkelijke mens die ons voorgaat.

Door wie wij ons elke dag opnieuw kunnen laten bezielen als we hem laten zeggen wat hij eigenlijk ook kwam zeggen als de pachters hem hadden laten uitspreken:

‘Jullie, lieve pachters, zijn erfgenaam, mede erfgenamen. Kinderen van God tot wie de Vader gezegd heeft: al het mijne is het uwe.’

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *