
Beste luisteraars thuis,
Het voelt voor mij vandaag heel vreemd om voor een lege kerk te preken. Vorige week zaten we hier nog met zo’n 25 mensen, nu met alleen de ouderling, diaken, koster en organist. Het is onwezenlijk en zo iets is eigenlijk ook nog nooit in de geschiedenis van de kerk voorgekomen. Week in week uit komen mensen op zondag bij elkaar en nu even niet. Maar tegelijkertijd voel ik me toch met u verbonden, omdat dankzij onze moderne techniek, ik ook weet dat er velen op dit moment kijken en luisteren. Dat doet goed, dat geeft toch iets van gemeenschap, zij het op afstand, en daarom zeg ik niet alleen, beste luisteraars, maar vooral toch ook:
Gemeente van onze Heer Jezus Christus, want dat zijn we, dat blijven we hoe de omstandigheden ook zijn. Allen zijn wij immers verbonden met elkaar door onze betrokkenheid op onze Heer Jezus Christus, ja, sterker nog: samen zijn wij het lichaam van Christus. Als u vandaag hier was geweest hadden we samen de maaltijd van de Heer gevierd. U had het brood aangereikt gekregen met de woorden “lichaam van Christus” en u had de wijn aangereikt gekregen met de woorden “bloed van Christus”. Soms gaan die woorden in een gewone viering langs je heen, maar vandaag realiseer ik mij wat dat echt betekent. Waar we ook zijn, samen zijn we het lichaam van Christus. Samen kunnen we dus ook iets betekenen voor elkaar en voor de mensen om ons heen, maar daarover straks meer.
Toen we twee maanden geleden, nog ver voor het coronavirus, de hele cyclus van diensten tot en met Pasen aan het voorbereiden waren, wilden we elke zondag een ander aspect van vrijheid centraal stellen. Dat omdat Heino op 12 april, met Pasen dus, precies 75 jaar geleden werd bevrijd. Vandaag zou het thema zijn: vrij zijn – maar waarvan dan? Ik realiseer me dat toen we er nog in alle rust over nadachten dat dat toch ook een beetje was vanuit een luxe-positie. Bij dingen waarvan wij mensen in het vrije westen bevrijd willen worden denkt je eerder aan dingen als dat je vrij wilt zijn van: keuzestress, van onderdrukking, van sleur, van werkdruk of noem maar op. Maar vandaag krijgt dat “vrij zijn van” ineens een heel andere en veel diepere betekenis. Als we iets moeten noemen waarvan we nu bevrijd willen worden dan is het nu toch wel het corona-virus en de dreiging die daar van uitgaat. We voelen nu aan den lijve wat onvrijheid is en wat dat met ons doet. In de eerste plaats kun je denken aan al die maatregelen die door de overheid genomen zijn. We worden daardoor letterlijk van onze vrijheden beroofd. Ergens een kopje koffie drinken, even gaan winkelen, naar school, naar je werk, naar een koor, naar sport, het kan allemaal niet meer. En afgelopen donderdag werden de maatregelen ook nog eens verder verscherpt. Ouderen in verpleeghuizen zitten nu letterlijk opgesloten binnen de muren van het tehuis. Niemand die er nog in of uit mag. We worden van onze vrijheden beroofd en dan nog niet eens door een vijandelijke overheid, maar omdat we ons die maatregelen zelf opleggen om de zwakken en de kwetsbaren te beschermen. Tegelijkertijd heeft het virus ook iets weg van een vijand en kunnen we het gevoel hebben dat het ons wordt aangedaan, dat iets ons van buitenaf bedreigt. Ik hoorde van de week ook dat iemand zei: bij mij komen nu dezelfde gevoelens naar boven als aan het begin van de oorlog. Er is dreiging, er is een vijand die voor de poorten staat en niemand weet waar het naar toe gaat.
Ja, als we vandaag moeten noemen waarvan we bevrijd willen worden, dan weten we het wel: het coronavirus dat als een vijand door de wereld gaat. Maar wie zal dat doen, wie helpt ons er doorheen? Toen Israël lang geleden ook met een vijand te maken had, was dat ook voor hen de vraag. Het volk wilde bevrijd worden van de slavernij en van de farao die hen als de vijand beroofde van hun vrijheid, maar wie moest dat doen? Wie was er tegen de farao opgewassen? In hoofdstuk 6 van het bijbelboek Exodus dat we vanmorgen gelezen hebben, krijgt Mozes de opdracht om dat te doen. Mozes wordt in Exodus aangewezen als de man die in naam van God het volk moet bevrijden. Maar God neemt het initiatief, zo vertelt het verhaal, omdat hij de jammerklachten van het volk in Egypte heeft gehoord. Eigenlijk zit daar al een geweldige troost in, namelijk dat er iemand is die hoort wat je doormaakt, iemand die begrijpt wat het is om in slavernij te leven, in angst, in onzekerheid. Dat is wat mensen ook in deze tijd goed doet en wat mensen door het gebrek aan fysieke contacten ook zo kunnen missen. Ouderen krijgen minder bezoek en kunnen hun verhaal niet meer kwijt. Ik merk ook dat mensen die psychisch wat kwetsbaar zijn minder ruimte ervaren om hun verhaal te doen. Hoe troostrijk moet het dat zijn als God de jammerklachten hoort. Maar goed doet meer. God hoort niet alleen de jammerklachten maar besluit er ook wat aan te gaan doen. God wil zijn volk helpen omdat hij ooit een belofte heeft gedaan aan Abraham, Isaak en Jakob. Een belofte dat hij hen ooit een land zal geven waar ze vrij kunnen wonen. Je zou denken dat dat voor het slavenvolk in Egypte een hele troost en bemoediging moet zijn geweest. Je zou denken dat zo’n belofte ook voor ons een troost en bemoediging moet zijn, want wat is er fijner dan dat je in deze dagen kunt geloven in een God die naar ons hoort en die ons ook wil helpen? Ja, dat zou fijn zijn, maar ik weet ook dat mensen daar moeite mee hebben. Prachtig die verhalen uit de bijbel waarbij God het volk te hulp schiet, maar hoe zit dat bij ons? Hebben wij werkelijk het gevoel dat God ons hoort, dat God met ons meeleeft en ons op grond van zijn belofte niet in de steek laat? Veel mensen kunnen zich bij een God die hoort niet zoveel meer voorstellen. Veel mensen hebben ook moeite met een voorstelling van een God die ingrijpt in onze geschiedenis. We merken het niet. En het zijn heus niet alleen de mensen zonder geloof die daar moeite mee hebben, nee ook gelovigen worstelen met die voorstellingen van God. Toch moeten we oppassen dat we denken dat die moeite om te geloven komt door onze moderne tijd, dat het komt omdat we zoveel meer weten, omdat we aan wetenschap doen of wat dan ook. We moeten oppassen dat we niet gaan denken dat het voor de mensen vroeger veel makkelijker was, want dat is niet zo en precies dat vertelt het verhaal ook. Ondanks dat God de mensen hoort en de mensen wil gaan helpen, geloven de Israëlieten het niet. Mozes bracht dit alles aan de Israëlieten over, staat er, maar ze wilden niet naar hem luisteren, moedeloos als ze waren door de zware dwangarbeid. Of je in God en zijn beloftes kunt geloven hangt dus niet alleen af van hoe we denken, maar ook van de omstandigheden waarin we zitten. Je kunt door het leven zo neergeslagen zijn dat geen enkele hoop meer binnenkomt. Mensen die psychisch diep in de put zitten kunnen daarover meepraten. En ook dat kan besmettelijk zijn, dat we elkaar de somberheid en de hopeloosheid aanpraten. Mozes krijgt het door die moedeloosheid van het volk zelf ook te pakken. Het ongeloof van zijn volk steekt ook hem aan als hij zegt: Als de Israëlieten al niet naar mij luisten, zal de farao dan wel naar mij luisteren?
Ja, het volk van Israel wilde bevrijd worden van de slavernij, wij willen bevrijd worden van de slavernij, maar geloven we ook dat er een helper is? Ja, ik geloof dat, maar het werkt misschien wel wat anders dan wij vaak denken. Wij willen meestal eerst bewijs zijn voordat we ergens geloof aan hechten. Eerst zien dan geloven, zeggen we. Mozes kan het allemaal wel mooi vertellen, maar wie zegt ons dat het zo is. Misschien hebben de Israëlieten ook al teveel van die praatjes en beloften gehoord. Misschien zijn ze wel vaker teleurgesteld en daarom ook zo moedeloos. Laat eerst maar eens zien dat het zo is Mozes en dan gaan we wel met je mee. Dat is ook hoe wij vaak denken, geloven: eerst maar eens zien en dan geloven. Maar de kracht van het geloof, ligt misschien wel juist in het omgekeerde. Namelijk eerst geloven en dan gaan zien. En dan bedoel ik met geloven niet dingen voor waar houden of dat je met elkaar gaat bekvechten over welke voorstelling van God nu de beste is. Nee, waar het om gaat is dat geloven, vertrouwen betekent, je overgeven, loslaten, gaan. Geloven is gewoon achter Mozes aan gaan, hem het vertrouwen geven, ook al zie je in het begin helemaal niks. Maar hoe weet je dan dat er een helper is? Vaak zie je dat pas achteraf. Dat is ook wat je mensen hoort vertellen die de weg gewoon gegaan zijn. Ze zijn gegaan omdat ze zich overgaven, omdat ze hun vertrouwen gaven en hebben ze het ook gaan, niet letterlijk natuurlijk, maar toch, ze zijn iets van God gaan zien. God, de grote bevrijder. Terugkijkend zagen ze: ja, hij was er bij. Laat me een eenvoudig voorbeeld geven. Iemand vertelde mij dat ze moest verhuizen. Twintig maart, afgelopen vrijdag, de dag voor de lente zou ze haar sleutels van haar oude huis inleveren en met de lente een nieuw bestaan tegemoet gaan. Dat was mooi bedacht, maar de weg er naar toe was voor haar niet makkelijk. Vaak gaf ze het op en was het vertrouwen weg dat ze het zou halen. Iemand zei toen als bemoediging: het wordt vanzelf twintig maart, ga nu maar. Ze deed het ook al kwam dat op dat moment niet echt binnen. En ineens was het 21 maart. Ineens realiseerde ze zich vol verwondering, vraag mijn niet hoe, maar ik ben er, ik heb het gehaald. ik ben er, zei ze, en let op, want klinkt niet precies daarin ook de naam van God, de belofte, dat Hij zijn Naam waar maakt; ik ben er… Inderdaad, het was een reis van eerst geloven, in de zin van loslaten, vertrouwen en dan zien…
Gemeente van onze Heer Jezus Christus, wij bevinden ons in een moeilijke tijd. Wat de toekomst brengt weten we niet, maar wel dat we dolgraag bevrijd willen worden van dit vreselijk virus. Wie zal dat voor ons doen? Wie gaat ons voor? Wij hebben geen Mozes meer zoals de Israëlieten, maar wel een andere Mozes. Want als er nou iemand is geweest, die de weg van de belofte gewoon gegaan is, was het Jezus wel. Als er iemand voor ons vandaag een Mozes moet zijn dan is hij het wel. Hij nodigt ons daartoe uit. Kom geef je mij last, ik zal het voor je dragen, want mij juk is zacht en mijn last is licht. Kom laten we gaan… Gemeente, ik geloof dat wij deze crisis aankunnen, misschien niet alleen, maar wel samen. Want samen zijn we dat lichaam van Christus, Samen kunnen we elkaar helpen te blijven vertrouwen, samen kunnen we daarom ook van betekenis zijn voor wie nu geen helper heeft. Als we zo gaan, hoe moeilijk het misschien ook wordt, dan geloof ik dat we het ook zullen gaan zien. Ja, we zullen zien dat God zijn Naam waarmaakt: Ik ben er…
In de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen.