Op reis naar de stem van je hart

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Drie koningen, dat is de populaire naam van het feest dat op zes januari wordt gevierd. Daar hoort ook het verhaal bij dat we vanmorgen uit Mattheus hebben gelezen. Officieel heet dit feest “epifanie”, wat letterlijk betekent “openbaring of verschijning van de Heer”, bedoeld wordt dat Jezus zichtbaar wordt voor de hele wereld. Maar goed, de meeste mensen kennen dit feest als het verhaal van de drie koningen. In katholieke kringen lieten velen de kerststal na kerst nog even staan totdat op zes januari ook de koningen bij de kerststal gezet werden. Drie beeldjes. Een blanke en oude koning, Melchior genaamd, een donkere koning, Balthasar, van middelbare leeftijd, en een hele jonge, gele koning, Caspar. Zo kennen wij ze, althans de katholieken. Wie ze trouwens nog eens een bezoekje wil brengen, ook dat kan, hun resten liggen in de dom van Keulen. Maar helaas, het zijn allemaal vrome middeleeuwse verzinsels. Nergens in de bijbel staat dat het koningen waren en al helemaal niet drie, ook hun namen worden niet genoemd, wel drie geschenken, goud, mirre en wierook, maar dat is iets anders. Het is wel een mooi verzinsel, want door de drie huidskleuren werd uitgebeeld dat de hele wereld, Europa, Afrika en Azië, naar Bethlehem kwam op Jezus te aanbidden, zo werd heel duidelijk dat Jezus geopenbaard werd aan de volken, epifanie. Wie dichter bij het bijbelverhaal blijft, ontdekt dat Mattheus niet spreekt over koningen, maar over magiërs of wijzen. Bij magiërs denk je al gauw aan goochelaars, maar dat zal vast niet bedoeld zijn. En wat moeten we ons voorstellen bij wijzen? Is het wel wijs om naar de sterren te kijken en daardoor je toekomst te laten bepalen. Meestal vinden wij horoscopen en astrologie geen serieuze wetenschap. Hooguit vinden we het interessant, maar er zijn maar weinig mensen die hun leven er echt door laten leiden. Ik denk niet dat Mattheus bedoelt dat de wijzen een soort horoscooplezers waren. Toch noemt hij ze wijzen, maar dan wijzen in de zin dat ze op zoek gingen naar antwoorden op grote levensvragen, naar antwoorden op hoe onze wereld in elkaar zit. En dat niet alleen. Het blijft voor hen niet bij een potje filosoferen, nee ze gaan ook nog eens op pad. En precies dat is wijs: jezelf vragen stellen en in beweging komen, experimenteren, onderzoeken, in de hoop ergens een antwoord te vinden. Misschien dat wij dat in de kerk ook eens vaker zouden kunnen doen. Niet zo snel tevreden zijn met de pasklare antwoorden, maar onderzoeken, speuren naar dat wat het leven echt is, op reis gaan, onze vertrouwde kerkbanken eens verlaten en eens buiten de deur kijken. Zegt de bijbel niet zelf: onderzoekt alle dingen en behoudt het goede? Maar wat wilden de wijzen dan onderzoeken? Mattheus spreekt over een heldere ster, een licht, een andere naam heeft Mattheus er niet voor. Ik denk dat je deze ster vooral symbolisch moet zien. Ik weet wel dat er tal van mensen zijn die proberen na te gaan hoe de sterrenstand ten tijde van Jezus precies was, maar daar schiet je volgens mij niet zoveel mee op. De ster staat voor wat anders. De ster staat symbool. Wij zouden het vandaag misschien liever de stem van ons hart willen noemen of het grote verlangen dat in ons leeft, het verlangen naar vrede voor onszelf en de wereld. Maar wat voor naam we ook geven aan dat verlangen, als je wijs bent en in beweging komt, zet je ook heel wat op het spel. De stem van je hart volgen is niet makkelijk. Je kunt onderweg rekenen op tegenstand, niet iedereen is immers wijs of beter gezegd wil wijs zijn. Herodes en de stad Jeruzalem zijn daarvan in dit verhaal ook een symbool. Als de wijzen de stem van hun hart volgen en het vermoeden hebben dat er ergens echt leven te vinden is zoals God dat bedoelt komen ze uit in deze stad. Maar de mensen daar weten van niets. Er hangen geen vlaggen uit; de straten zijn niet versierd; er is helemaal niets dat lijkt op een feestelijke gebeurtenis van nieuw geboren leven, van God. En ook op het koninklijk paleis, juist daar waar de beleidsmakers zitten, weten ze van niets; zelfs koning, Herodes kan geen informatie geven. Jullie zoeken het leven, een pasgeboren kind, een koningskind, hoe komen jullie erbij? We hebben hier helemaal geen nieuwe koning nodig! Het gaat hier allemaal prima. Niemand heeft iets te klagen. En het is een mooie stad, Jeruzalem. Zal ik u een rondleiding laten verzorgen? Dan kunt u het met eigen ogen zien! Ja, zo kan het gaan. Sommige mensen zijn zo vol van zichzelf dat ze menen niets nodig te hebben, die zullen nooit op zoek gaan. De wijzen slaan dit aanbod dan ook vriendelijk af. Wie echt wijs is, wil geen toerist zijn, een beetje aan het leven snuffelen en zich laten vermaken, nee, wie wijs is gaat door naar de diepte. De vraag van de wijzen brengt op het paleis wel wat te weeg. Wij kennen dat. Je voelt je soms toch wat ongemakkelijk als iemand vragen begint te stellen die morrelen aan het leven zoals wij dat hebben ingericht. Ineens ben je er niet meer zo zeker van dat je het wel goed doet. Natuurlijk laat je dat niet merken. Nee, je stopt je onzekerheid weg. Zo doet Herodes het ook. Hij laat alle hogepriesters en schriftgeleerden bij elkaar roepen en vraagt hen: wat vinden jullie ervan? Deze wijzen konden wel eens gelijk hebben, antwoorden zij in koor, volgens de schriften is leven te vinden op plaatsen waar je dat niet verwacht. Niet hier in het paleis, maar in Bethlehem, een klein onooglijk dorp. Nu kun je twee dingen doen. Je kunt ingaan op de vragen van anderen en zelf ook op zoek gaan of… zeggen: “ach, dat is allemaal onzin, wat weten zij daar nu van”. Dat laatste doet Herodes. Hij wil het gewoon niet waar hebben wat de Schriften hem vertellen. Het kan, volgens hem, maar beter in de Schriften blijven, daar kan het geen kwaad. Trouwens, het volk in de stad wil ook helemaal niet dat de woorden van de wijzen waar worden. De mensen zeuren wel eens, maar als puntje bij paaltje komt, en er echte veranderingen voor de deur staan, houden ze de deur liever gesloten. Je weet wat je hebt, en niet wat je krijgt, zeggen ze hier altijd. Voor de zekerheid laat Herodes de wijzen toch nog even bij zich komen, je weet maar nooit. Van hen wil hij precieze informatie hebben zodat hij desnoods kan ingrijpen. Beter honderden kinderen afgeslacht, beter helemaal geen toekomst meer, dan een toekomst die de weg naar het ware leven opent. Zo trekken de wijzen weer verder. Eén ding is hen duidelijk geworden. Van leiders moet je het niet hebben, het gaat kennelijk echt alleen om de stem van je hart, om de durf daarna te luisteren. Op het moment dat ze dat doen, is het licht er weer en brengt de ster hen tot bij de stal. Daar komen ze aan en vinden ze als antwoord op hun lange zoektocht het ware leven, God, in een mens. 

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, hoe gaan wij nu met die zoektocht om. Hoe zorgen we ervoor dat we in het nieuwe jaar werkelijk de stem van ons hart volgen, de stem van God. Hoe doen we dat als gemeente. Van oudsher kennen we in de protestantse kerk verschillende taakvelden: je hebt het pastoraat, je hebt het diaconaat en je hebt het beheer. We hebben er ook ambten van gemaakt. Als het goed is zouden de ambtsdragers een beetje moeten lijken op de wijzen. Het zouden zoekers moeten zijn. Het is hun taak om namens ons op zoek te gaan naar waar het leven, waar God, in deze wereld te vinden is. Ouderlingen doen dat in hun gesprekken met mensen. Niet om deze mensen te bekeren of iets te leren, nee, zij doen dat door deze mensen te zien als de plek waar God wil wonen. Met hen zoeken ze naar het ware leven in ons. Voor diakenen geldt dat niet anders. Zij proberen mensen te helpen. Niet omdat het slachtoffers zijn, maar omdat zij in mensen zoeken naar wat kostbaar is, naar wat nooit verloren mag gaan. Ook de kerkrentmeesters doen dat. Zij zoeken in de materiële dingen. Hoe kunnen spullen, geld en gebouwen het leven ten dienste staan. Niet de spullen staan voorop, maar het leven, en de spullen kunnen daaraan dienstbaar zijn. Met deze ambten, deze taakvelden, geven wij de gemeente vorm, de ambtsdragers gaan ons voor en wij gaan hopelijk met hen mee, op zoek, naar waar God in ons midden verschijnt. Komen we dan met lege handen? Nee. 

In het verhaal brengen de wijzen voor het kind geschenken mee. Velen hebben zich afgevraagd wat daarmee bedoeld wordt. Wat moet een kindje nu met mirre of wierook. Iemand zei eens voor de grap dat het symbool staat voor al die goedbedoelde kerstcadeautjes waar je niets aan hebt en die je na de feestdagen probeert te ruilen. Ik zie het anders, en ik weet dit is geen officiële exegese, maar meer vrome fantasie, maar zou het goud niet kunnen staan voor dat waar de kerkrentmeesters mee werken, het kapitaal van de gemeente. De kerk houdt dat niet voor zichzelf, maar biedt het God aan. En ook de mirre. Mirre is een soort van zalf. Zou dat niet de zalf kunnen zijn waarmee de diaconie in deze wereld gebroken en gewonden mensen proberen te helen zodat ze werkelijk kinderen van God kunnen zijn. Blijft over de wierook. De wierook die wordt gebruikt om een prettige geur te maken die kan opstijgen tot God. Gebeurt dat niet ook in het pastoraat, als wij mensen kunnen helpen zichzelf te zien zoals God hen heeft gemaakt. Het zijn drie passende geschenken, die middelen die wij in onze gemeente gekregen hebben om niet onszelf te zoeken, maar God, in de mensen en de wereld om hen heen. Zou dat niet een prachtige nieuwjaarswens zijn voor ons als gemeente. Dat we het werkelijk durven om op zoek te gaan, dat we in beweging komen, en dat we alle mogelijke middelen die we hebben aanwenden, niet voor onszelf, maar om het kind te eren.

In de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *