
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Vorige week hoorden we hoe met Pinksteren de kerk geboren werd. Het begon allemaal met een klein groepje mensen die bijeen waren in een bovenzaal in Jeruzalem. Plotseling begon het te waaien en kregen ze de Geest. Boven hun hoofden verschenen tongen als van vuur. Dat alles maakte dat ze de straat op werden gedreven en vandaar uit begon de verspreiding van het evangelie, dat betekent de goede boodschap, over de wereld. Het groepje van 12 mensen groeide op die eerste Pinksterdag uit tot zo’n drieduizend leerlingen. Vanaf die tijd is het hard gegaan. Vandaag de dag telt de wereldbevolking 2,3 miljard christenen, dat is ongeveer 31% van de totale mensheid. En ook, al zou je dat als je kijkt naar Nederland en Europa niet direct zeggen, het christendom groeit nog steeds. Op zich zou je dan denken: geweldig toch, het evangelie, de goede boodschap dus, wordt verspreid. Je zou bijna zeggen “missie geslaagd”, want we hebben keurig voldaan aan de opdracht die Jezus ons zelf aan het einde van het Mattheus evangelie heeft gegeven: ga heen en maak alle volkeren tot mijn leerlingen. Overigens is van de drie grote religies het Christendom hierin uniek. Het Jodendom bijvoorbeeld kent helemaal geen ambitie om andere mensen binnen het Jodendom te halen. En ook de Islam doet dat van nature niet. Weliswaar groeit de Islam sterk, maar dat komt vooral door bevolkingsgroei. Nee, alleen het Christendom heeft van het begin af aan mensen geprobeerd tot Christen te maken.
Als er nou een aspect aan het Christendom zit waar ik wel eens moeite mee heb, dan is het toch dat. Als ik terugkijk op hoe de geschiedenis van het christendom is gegaan, dan kan ik niet altijd trots zijn, nee is er veel waarvoor ik mij schaam. Ik denk dan aan al die situaties dat mensen verplicht werden om zich te bekeren. Heel wat mensen zijn christen geworden door de bekering met het zwaard, simpelweg omdat de vorst van een land overging tot het Christendom en dat van zijn onderdanen ook eiste. Ik denk ook aan de zending en de missie in onze voormalige koloniën. Vaak zonder enig respect voor de cultuur van de inheemse volkeren werd hen niet alleen het evangelie gebracht, maar ook onze cultuur. Maar ook met praktijken die vandaag de dag nog plaats vinden, heb ik moeite. Ik denk aan gelovigen die langs de deuren gaan of op straat voorbijgangers aanspreken om mensen te bekeren. Ik houd daar niet van. Het heeft voor mij iets irritants want het gaat voor mij uit van de gedachte dat de gelovige altijd gelijk heeft en dat de voorbijganger op straat daar nog van overtuigd moet worden. En ja dat is misschien ook wel de reden dat we op verjaardagen het onderwerp geloof liever uit de weg gaan. Want in plaats van te spreken over de goede boodschap ontaard het soms in een woorden-oorlog over wie er nu gelijk heeft. Toch denk ik wel dat al die mensen die aan zending en evangelisatie doen, dat met zuivere bedoelingen doen. Ze hebben het idee dat mensen, dat zielen, gered moet worden omdat ze anders verloren gaan. Toch kan ik hun uitgangspunt niet delen en dat maakt dat ik soms grote moeite heb met het christendom waar ik zelf toe behoor. Maar ja, zult u zeggen: dat alles hoort toch gewoon bij de opdracht die Jezus ons gegeven heeft: Ga op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen door hen te dopen in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Ja, dat is wat wij denken dat Jezus gezegd heeft, maar het zal u misschien verbazen dat Jezus dat helemaal niet gezegd heeft. Mij heeft het ook verbaasd. Soms kun je een bijbeltekst wel twintig keer lezen en toch niet lezen wat er staat. Soms komt dat ook door de bijbelvertaling die wij gebruiken. Zo kwam ik erachter dat in de oorspronkelijk tekst helemaal niet staat: maak alle volkeren tot mijn leerlingen, maar dat er staat: maak alle volkeren tot leerlingen… En dat is toch net wat anders. Het verschil zit hem in het woordje “mijn”. Een klein woordje, maar wel met enorme gevolgen. Als je inderdaad zou lezen dat wij mensen tot leerlingen van Christus moeten maken, ja, dan kan het er al gauw toe leiden dat wij een soort van colporteurs worden die aan de mensen een product willen verkopen, net als goede marktkooplui. Mensen, hier heb ik Christus, die moet u hebben, uw oplossing voor al uw problemen, koopt hem… Maar als je leest: maak alle volkeren tot leerlingen dan gaat het toch echt om iets heel anders. Dan gaat er om dat we moeten werken aan de houding van mensen, want leerling zijn, is een houding en niet direct een overtuiging. En daar komt bij dat je die opdracht alleen kunt uitvoeren door bij jezelf te beginnen, door eerst zelf een leerling te zijn. Als je het zo leest dan heeft de opdracht die Jezus geeft dus niets met colportage of verkoop te maken, maar heeft het alles te maken met wie je bent en wie de ander is. Maar hoe ben je dan? Wat is dat dan dat je leerling bent? In de eerste plaats dit: een leerling is iemand die letterlijk nog veel moet leren, een leerling is iemand die nog niet gevangen is in een zeker weten. Een leerling is iemand die leergierig is, die vragen stelt. Een leerling is iemand die zijn omgeving tegemoet treedt met een open blik. Als ik dit zo schets, dan voel je gelijk al aan dat de meeste mensen helemaal geen leerling zijn, ook veel christenen niet: ze weten immers alles al, gaan uit van hun eigen gelijk, en stellen geen vragen. Alles bezien ze vanuit hun eigen blik. Nu moet ik wel zeggen dat niemand daar natuurlijk helemaal vrij van is en ik zelf bepaald ook niet. Er is voor ons allemaal nog heel veel werk aan de winkel. Leerling zijn is een houding die moet je leren. Een mooie omschrijving van hoe je leerling wordt vinden we eigenlijk al bij de profeet Jesaja. Jesaja schrijft: de Heer heeft mij als leerling leren spreken, iedere ochtend wekt hij mij het oor om als leerling te horen. Jesaja noemt twee dingen: als leerling moet je leren spreken en als leerling moet je leren horen. En dat roept vraagtekens op. Hoezo moeten we leren spreken en leren horen: dat kunnen we toch al? Ja, leren spreken dat kunnen we al. Dat leren we al heel vroeg op school en tegenwoordig nog veel meer dan vroeger. Ouderen herinneren zich nog dat je op school de meester niet mocht tegen te spreken, nu moet dat juist, want je moet je eigen mening vormen. Spreken kunnen we dus wel, da leren we op school, maar kunnen we ook spreken als een leerling? Kijk, dat is toch net wat anders. Spreken als een leerling, is juist de ander het woord geven, is vragen stellen, is je eigen mening opschorten omdat die ander jou misschien iets te zeggen heeft. Als een leerling spreken betekent ook dat je je laat gezeggen en niet alleen maar van je afbijt. Of we dat ook op school leren? Jesaja wijst ook op het horen. Ook dat kunnen de meeste mensen wel, maar kunnen we het ook als een leerling? Als je het zo vraagt, ligt het toch weer net wat anders, want als het er op aan komt zijn de meesten van ons zo doof als een kwartel. Een ander kan zeggen wat ie wil, maar het komt gewoon niet binnen. We horen alleen wat we willen horen, heel selectief dus. Dat horen als een leerling heeft ook te maken met dat je kunt luisteren naar je eigen hart, naar wat daarin geschreven staat. We hebben gehoord hoe Mozes op de berg voor de tweede keer de tien woorden van God ontvangt. De tien woorden die Mozes ontvangt, staan nog geschreven op stenen tafelen, op iets dus wat buiten je zelf ligt. Jesaja zal later zeggen dat God met de mensen een nieuw verbond sluit en dat de woorden niet meer op stenen tafelen gegrift staan, maar dat God ze gegrift heeft in het hart. Daar zijn ze dus ook te lezen. Een echte leerling kan dus luisteren naar zijn hart, naar de hartslag van het leven, naar het leven zelf, naar het geschenk dat het leven is. Ja, wie luistert in z’n hart kan daar de Naam van God horen kloppen, Gods naam die betekent: ik ben er… en onmiddellijk hoor je dan ook, als je goed kunt horen, de opdracht aan jezelf: wees jij er ook, wees er, leef! Als je het zo bekijkt dan betekent leerling worden dus, ten diepste leerling worden van God, van het leven en van niemand anders. Daarom kon Jezus ook zeggen dat die hele wet van Mozes samengevat kan worden in twee zinnen: bemin God met heel je hart, met heel je ziel, met heel je kracht, ja bemin bemin en daaraan gelijk: bemin de ander, die ander die is als jij, een levend wezen met een hart waarin God klopt net als bij jou.
Lieve mensen als Jezus ons nu die opdracht geeft om alle volkeren tot leerling te maken, dan betekent dat niet dat wij die andere mensen iets moeten leren, alsof ze niet weten wat het leven is of wat liefde is. Dat denken zou tamelijk arrogant zijn. Nee, wat leven is en wat liefde is dat weet die ander natuurlijk al lang. Ook in de ander klopt het hart van God, alleen kan niet ieder mens erbij. Soms is de toegang tot het hart verstopt en zijn wij doof voor de hartslag van het leven. Als wij de ander tot leerling moeten maken, dan is het dat we hen kunnen helpen te leren luisteren naar hun eigen hart… en dat is iets totaal anders dan de ander overtuigen van ons eigen gelijk. De ander leren een leerling te worden, vraagt dat jezelf eerst een leerling wordt, dat je samen kunt horen naar de hartslag van het leven. Het is de houding die aan de ander vraagt: hoor jij ook wat ik hoor… hoor jij de liefde, hoor jij het leven dat klopt in ons hart?
Dat is de opdracht die Jezus ons geeft. Een opdracht die begint met de woorden: ga uit en maak alle volkeren tot leerlingen. Ga uit… ook woorden waar je zomaar over heen leest. Meestal verstaan wij het als dat er letterlijk op uit moeten trekken, de wereld in, maar is dat wat Jezus bedoeld? Ga uit, klinkt in de eerste plaats als oproep om uit jezelf weg te gaan. Om niet langer jezelf in het middelpunt te plaatsen, met je eigen overtuigingen, zekerheden, maar om dat alles los te laten en met een open blik door het leven te gaan. Lied 978 zegt het in het laatste couplet zo:
Laat dan mijn hart u toebehoren
en laat mij door de wereld gaan
met open ogen, open oren
om al uw tekens te verstaan.
Dan is het aarde leven goed,
omdat de hemel mij begroet.
In de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.