
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Help, ik ben ambtsdrager! Zo luidt de titel van een praktisch boekje dat we in onze gemeente gewend zijn om aan nieuwe ambtsdragers te geven. Een handig boekje, maar ook een boekje met een wat vreemde titel. Niet “hoera, ik ben ambtsdrager” of “Wow, ik ben ambtsdrager”, maar “help”. Kennelijk gaat het boekje ervan uit dat ambtsdrager zijn helemaal geen makkelijke taak is. Zeker niet in deze tijd, want wat moet je als ambtsdrager doen? Zitten mensen nog wel op je te wachten in een tijd waarin steeds minder mensen naar de kerk gaan. Ja, kun je nog wel met trots zeggen op verjaardagen bijvoorbeeld dat je ambtsdrager bent geworden, kijken ze je dan niet met vreemde ogen aan? Ik weet dat iemand een keer het advies kreeg om het maar niet op je cv te zetten bij een sollicitatie. Het zou je eerder schaden dan goed doen. Wat dat betreft is er in de kerk een heleboel veranderd. Vroeger stonden mensen als het ware te trappelen om ambtsdrager te worden. Je kunt daar nostalgisch op terug kijken, maar de eerlijkheid gebied ook om te zeggen dat de motieven lang niet altijd zuiver waren. Eer en macht konden wel eens de echte drijfveren zijn ook al zei men natuurlijk vroom dat je door God geroepen was. Jij was toch maar mooi uitverkoren. je mocht vooraan in de kerk zitten, je had status. Die tijd ligt al lang achter ons. We mogen al blij zijn dat wij in onze gemeente de weliswaar kleine kerkenraad toch weer bijna voltallig hebben. In veel gemeentes is dat wel anders. Daar blijft men soms zitten met vacatures die jarenlang onvervuld blijven. Nee, ambtsdrager zijn, is in deze tijd niet meer vanzelfsprekend en daarom is de titel van dat boekje zo gek nog niet: Help, ik ben ambtsdrager.
Tegelijkertijd zouden we die titel ook heel goed kunnen toepassingen op de leerlingen van Jezus in het verhaal van vanmorgen. Help, ik ben leerling! Wat moet ik of wat moeten wij discipelen doen? Jezus gaf ons de opdracht om geesten uit te drijven, zieken te genezen, maar wij brengen er geen snars van terecht. We roepen help, want we worden aangevallen door de schriftgeleerden en bij de eerste de beste jongen die door een geest wordt bezeten blijkt dat wij helemaal geen macht hebben. Zo zou ook de titel van dit boekje dus kunnen slaan op de leerlingen van Jezus: help, ik ben leerling, ambtsdrager. Misschien dat jullie nog voordat je bevestigd bent tot diaken de moed al in de schoenen zinkt. Als zelfs de leerlingen van Jezus er al zo weinig van terechtbrengen, wat moeten jullie dan wel niet. Kunnen je niet beter voor deze “eer” feestelijk bedanken? Ik denk het niet, ik denk dat jullie nog maar even moeten blijven zitten en dat wij maar gewoon verder moeten lezen, omdat in de tekst van vandaag, zo denk ik, voor jullie, maar ook voor ons, mooie bemoedigende woorden zitten.
Wat was er aan de hand? In het verhaal hiervoor kon je lezen dat Jezus met een aantal van zijn leerlingen de berg op was gegaan. Daar werd hij door een wolk omgeven en hoorde hij een stem “deze is mijn geliefde zoon”. Het verhaal van de berg kun je zien als een moment van even weten wie je ten diepste bent. Dat moment dat je voelt dat jouw leven ten diepste gewild is, dat jij er mag zijn, dat alles als het ware in dit leven klopt, ongeacht hoe jouw situatie ook is. Dat is wat Jezus daar ook zelf gevoeld heeft. Marcus noemt het een stem die zegt dat de mens ten diepste gedragen wordt door de liefde van God. Dat zijn ervaringen die je niet elk moment hebt. Huub Oosterhuis noemt het een “zien, soms, even”. Maar het is wel een ervaring die zo diep kan zijn dat het je je hele leven draagt. Hoever dat kan gaan hebben wij bij Jezus zelf gezien. Zo komt hij ook van de berg af, vol van de liefde van God. Hij straalt. Maar dan komt hij weer terecht in het leven van alle dag. Het leven van discussies, meningen, ruzies, gelijk hebben, je ego willen tonen, de belangrijkste willen zijn. Het lijkt wel een beetje op de politieke debatten van de afgelopen weken. Schriftgeleerden, de leerlingen en een wanhopige vader kunnen het niet eens worden. Opvallend vind ik dat Jezus aan de discussie niet mee doet. Nee, hij gaat er als het ware tussen staan en probeert door te dringen tot in de kern: zijn vraag, wat is er aan de hand? Daar zouden onze politici nog heel wat van kunnen leren. Niet “ik” vind, “ik” wil, “ik” kan, maar wat is er aan de hand. Hoe staan wij er als mensheid voor? Opvallend is ook dat door de vraag van Jezus eindelijk de vader zelf aan het woord kan komen. Hij mag eerst een rustig zijn verhaal vertellen. Ook dat lijkt mij een heel bijbels gegeven, ook voor het ambt, dat wij in de eerste plaats luisteren naar het verhaal van de mensen. Dat luisteren is meer dan luisteren met je oren, het is de ander volstrekt serieus nemen, in zijn waarde laten. Pas als die ruimte er is en alle gekrakeel verstomd is kan de vader gaan vertellen. Mijn zoon is bezeten. Een geest heeft bezit van hem genomen en nu kan hij niet meer praten. De verschijnselen die de vader beschrijft doen ons onmiddellijk denken aan een epileptische aanval. Misschien is dat ook wel zo, maar als we alleen maar zo kijken, dan doen we het verhaal tekort. Het verhaal gaat immers ook over ons. De jongen is bezeten. Wat is dat eigenlijk? Letterlijk betekent het zoiets als bezitten en dan niet in de zin van hebben, maar van bezet houden. Net als met stoel. Je kunt een stoel bezitten, in de zin van hij van jou is, maar je kunt ook een stoel be-zitten, er in gaan zitten, zodat hij bezet is. Door een geest bezeten zijn wil zoveel zeggen als dat je zelf geen eigen baas meer bent over je lichaam en je geest. Iets of iemand anders bezit jou, zit in jou. De mens dus als een stoel die bezet wordt gehouden. Zo ziet ook deze vader hoe zijn enige zoon, en daarmee ook zijn eigen toekomst, gesloopt wordt. Dat is het heldere antwoord dat de vader geeft op de vraag van Jezus “wat is er aan de hand”. Dat is de juiste diagnose, niet epilepsie, maar dat zijn zoon niet vrij is. Misschien herkent u zichzelf wel in die jongen, misschien voelt u zelf wel dat van alles in het leven u “bezet” kan houden. Zo “bezet” dat je aan je zelf, dat je aan de kern, de liefde van God niet meer toekomt. Zo zou ook de diagnose van onze samenleving kunnen zijn. Vreemde machten en krachten houden ons als geheel bezet: de macht om de macht, het consumentisme, de economie van al maar meer, de idiotie om tot in het uiterste gezond te blijven. Al die machten die maken dat wij elkaar niet meer zien als broeders en zusters, maar als concurrenten, vijanden. Al die machten die de liefde van God vertroebelen, onzichtbaar maken. Daar moet wat aan gedaan worden en dat is dan ook de missie van Jezus. En omdat hij dat ook niet alleen kan, had hij zijn leerlingen vooruitgestuurd bij wijze van een stage om dit geleerde in de praktijk te brengen. Maar het lukt ze niet. Ze kunnen de geest niet verdrijven. Ze kunnen de jongen niet vrij maken. Help, wij kunnen niets doen. De reactie van Jezus daarop is bepaald niet mals. Hij is geen zachte heelmeester die stinkende wonden maakt. Hij zegt niet, ach kom, het valt allemaal wel mee, je doet toch gewoon je best, pech gehad, volgende keer beter. Nee, zijn reactie is er een van boosheid. Boosheid omdat, zo zal blijken, de leerlingen niet vertrouwen op hun eigen kracht. Jezus laat daarop de jongen bij hem brengen. Onmiddellijk begint de jongen te spartelen. Het is niet om aan te zien, een mens die onvrij is. Wanhopig roept zijn vader dan ook als u iets kunt doen, heb dan medelijden met ons en help ons. Het lijkt erop alsof de vader denkt dat Jezus beschikt over een soort magische kracht: als u iets kunt, doe het dan. Maar Jezus kaatst de bal onmiddellijk terug: als u kunt? Iedereen die gelooft, kan het… En hier zitten we denk ik in het hart van het verhaal. Dat waarom Jezus zo boos werd. Jezus noemt zijn leerlingen ongelovigen en tegen de vader zegt hij dat voor elk mens het geloof de enige kracht is. Nu moeten we wel oppassen. Zoals zo vaak worden wij door de vertaling op het verkeerde been gezet. Bij geloof denk je onmiddellijk aan zaken waarmee je met je verstand moet instemmen. Dat is hier niet bedoeld. In de grondtaal staat hier het woord vertrouwen. Daar gaat het om. De leerlingen en de vader ontbreekt het aan vertrouwen. Ja ook de omstanders ontbreekt het aan vertrouwen. Daar wordt Jezus zo moedeloos van, want wat is een samenleving zonder vertrouwen? Dat wordt een samenleving waarin mensen zich niet aan elkaar geven. Dat wordt een samenleving van ieder voor zich. Wat hier ontbrak is vertrouwen, solidariteit tussen de mensen, weten dat je niet alleen voor jezelf leeft, maar ook voor je naaste. In het verhaal van Jezus vind een omkering plaats. Je zou denken dat hij een diagnose stelt van wat er met de jongen aan de hand is, maar in plaats daarvan stelt hij de diagnose van wat er met de samenleving aan de hand is, ja zelfs met zijn eigen leerlingen. Het is de vader van de jongen die dit als eerste door heeft. Plotseling beseft hij, dat niet zijn zoon het probleem is, maar hij zelf. Ik vertrouw Heer, maar kom alsjeblieft mijn vertrouweloosheid tegemoet. Pas dan kan Jezus wat doen. Hij pakt de jongen bij de hand: en deze stond op. Een bevrijd mens. Later als Jezus met de leerlingen alleen is, vragen ze waarom zij dit niet konden. Het antwoord van Jezus is dat dit soort alleen door gebed uitgedreven kan worden. Nu moeten we weer oppassen. Het gebed is hier niet een toverformule. Zo van: lieve God, help deze jongen. Nee, het gebed zoals Jezus dat bedoelt is een houding. Een houding: bidden is je God al je vertrouwen geven, zoveel vertrouwen dat het niet meer om jouw draait, niet om jouw behandelplan, niet om jouw doel. Bidden is open zijn en God’s liefde door je heen laten stromen. Dat is de enige liefde die werkelijk geneest, omdat ze volstrekt belangeloos is.
Gemeente, beste ambtsdragers, het lijken mij vandaag troostende woorden. Natuurlijk ambtsdrager zijn is niet makkelijk, maar goddank, hangt het niet van ons af. Het gaat er niet om dat jij altijd je woordje klaar moet hebben, dat je precies weet hoe het moet, dat je weet wat er met de ander aan de hand is. Het enige dat telt is dat jij je in dienst laat nemen van God als een instrument. Zo bad Franciscus het al: Heer, maak mij een werktuig van uw liefde. Laten we daarom bidden, elke dag weer.