
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Ook in een rijk land als Nederland, een land dat volgens de onderzoekers ook nog eens tot één van de gelukkigste landen behoort van de wereld, hoor je mensen regelmatig verzuchten dat het leven niet eerlijk is. Je vraagt je af hoe dat toch kan? De verklaring ligt natuurlijk voor de hand: we kunnen gemiddeld genomen wel heel gelukkig zijn, maar een gemiddelde zegt op zichzelf nog niet zoveel. Per individu kunnen de verschillen heel groot zijn, de schaal kan lopen van uiterst ongelukkig tot juist heel erg gelukkig. Het kan dan wel zo zijn dat we gemiddeld in vergelijking tot andere landen heel erg gelukkig zijn, maar als de verdeling van het geluk niet over iedereen gelijk is, en zeker als je aan de kant van de ongelukkigen behoort kunnen we het leven toch ervaren als oneerlijk. Je hoort mensen vooral verzuchten dat het leven oneerlijk is als ze te maken krijgen met tegenslag op het gebied van welvaart en gezondheid. Dat is heel goed te begrijpen, maar als je er over nadenkt is het eigenlijk ook best wel een beetje raar. Want als mensen toevallig aan de kant van de zeer gelukkigen zitten hoor je bijna nooit iemand verzuchten dat dat ook oneerlijk is. Als het je materiaal goed gaat, dan is het argument vaak: ja, maar ik heb er ook hard voor gewerkt, als het je qua gezondheid goed gaat, is het argument dat we goed op onszelf passen of we denken er niet eens over na. En ja als wij het in rijke deel van het Westen het vele en vele malen beter hebben dan mensen op andere plekken op de wereld, verklaren we dat weg door te wijzen op onze eigen geschiedenis, op onze ondernemingszin, onze spaarzaamheid en bestempelen we andere delen van de wereld als lui, of zeggen we dat niet niet, of dat ze liever oorlogen maken of wat dan ook. Nee we verzuchten vooral dat het leven niet eerlijk is als je zelf of één van je directe naasten getroffen wordt door tegenslag op het gebied van welvaart of gezondheid en vooral als we te maken krijgen met tegenslag waar we geen verklaring voor hebben. Zo sprak ik laatst een man die verzuchtte dat het leven oneerlijk is omdat een kennis, een nog relatief jonge man, plotseling te maken kreeg met een hersentumor. Nu komt zoiets wel vaker voor, maar, en dat maakt het voor deze man zo erg, die kennis van hem had altijd heel gezond geleefd, veel gesport, niet vet gegeten, niet gerookt en hij dronk nooit alcohol. Voor het gevoel van deze man was dat buitengewoon oneerlijk want hij had toevallig ook een oom die heel oud was geworden en eigenlijk alles had gedaan wat God verboden had. Zo kunnen geloven het ook ervaren. Mensen die trouw geloofd hebben worden ziek, verliezen hun baan of wat dan, terwijl iemand die zegt nergens aan te doen het voor de wind gaat. Dat laatste maakt ook dat mensen God niet snappen. Sommigen komen daarom tot de conclusie dat je aan je geloof helemaal niets hebt. Want of je nu Overigens is dat inzicht bepaald niet nieuw. Al in de bijbel zelf ziet iemand als Prediker dat het er in het leven zo aan toe kan gaan. God laat het regenen over de goeden en de slechten…, iedereen treft volgens Prediker hetzelfde lot. Nu kon Prediker daar voor zichzelf nog wel meeleven. Zij advies was, dat als je het toch niet weet, hoe het met je leven gaat, dat je dan maar het beste van het leven kunt genieten: vrolijk zijn, lekker eten, je leuk kleden, want als je al die dingen doet, dan doe je God een plezier, dan eer je hem door te genieten van alles wat God je schonken heeft. Ik kan op dat punt helemaal met Prediker meegaan. Geloof hoeft helemaal niet te beteken dat je altijd somber moet zijn, een gelovig leven kan voor mij best samengaan met van het leven genieten. Nu is er wel een klein probleem. Prediker had in zekere zin makkelijk praten. Het ging hemzelf behoorlijk voor de wind, ja zou kunnen zeggen dat hij aan de kant van de zeer gelukkigen stond, maar wordt het niet allemaal anders als jezelf degene bent die getroffen wordt door het onheil? Dan is het nog maar de vraag of je zoveel troost kunt putten uit de opmerking dat je vrolijk moet zijn en van het leven moet genieten, nee, dan wil je uiteindelijk toch weten “waarom jou die tegenslag overkomt”, zeker als je van jezelf weet dat je je leven goed geleefd hebt, dat er niets op aan te merken valt. Dat het dus oneerlijk is dat jou die tegenslag overkomt. Zo iemand komen we in de bijbel ook tegen en dat is de figuur van Job. Als iemand tegenslag in het leven heeft gekend is het Job wel. Ook hij was eens een welvarend man. Hij had om zo te zeggen alles: een huis, land, vee, een gezin en een goede gezondheid. Maar het is dat alles dat Job in korte tijd kwijt raakt. Het is het moment waarop ook Job uitroept dat het leven niet eerlijk is. Naast het leed zelf is juist dit voor Job niet te verdragen omdat hij niet begrijpt waaraan hij dit verdiend heeft. Nu kun je natuurlijk proberen om Job in zijn situatie te troosten en dat deden drie van zijn vrienden dan ook. Alle drie praten ze na een tijd gezwegen te hebben langdurig op Job in en zeggen dat hij het allemaal anders moet zien. De een na de ander geeft antwoorden waar Job helemaal niets mee kan. Ja Job, je zegt wel dat je het niet aan jezelf te wijten hebt, maar is dat nou echt zo? Kijk nog eens goed naar je leven, het bestaat gewoon niet dat een mens altijd alles goed doet, dus ook jij zult ergens wel iets fout gedaan hebben. Een andere vriend zegt tegen hem. Ja Job, misschien heb jij wel alles goed gedaan, maar misschien wordt je nu wel gestraft voor iets waar je ouders fout hebben gedaan. Weer een ander zegt tegen hem: ooit was je rijk, maar vind je dat niet raar, misschien ligt daar de oorzaak, zat er aan jouw rijkdom een luchtje. Al die antwoorden kunnen Job niet troosten. Wat de vrienden doen is wat wij ook vaak doen als we mensen willen troosten. Ook wij gaan mee in dat gevoel dat er iets in het leven niet klopt, maar ook wij kunnen het niet verdragen dat niet klopt. En daarom proberen de vrienden, maar ook wij, allerlei logische antwoorden te vinden die moeten maken dat we het kunnen begrijpen, die moeten maken dat we zeggen: oh, ja, nou snap ik het, daarom overkomt mij dit. MaarJob kan daar niet mee leven, de antwoorden overtuigen hem niet, en terecht. Hij blijft er op hameren dat hij het oneerlijk vindt wat hem is overkomen. De enige die hem daarop echt een antwoord kan geven, is God zelf. Ik wil dat God mij uitlegt waarom mij dit overkomt. Ik wil uit zijn mond een antwoord horen en van niemand anders. Maar God zwijgt en dat maakt Job in zekere zin alleen nog maar bozer. Hij voelt zich verlaten en verraden. God heeft hem in de steek gelaten. En toch geeft Job het niet op. Deze halsstarrigheid van Job getuigt ergens van een groot geloof, wij hadden het in zijn situatie misschien al lang opgegeven. Dat was overigens ook het advies dat zijn eigen vrouw hem had gegeven. Waarom blijf je God trouw, geef God toch op, je krijgt toch geen antwoord, het maakt helemaal niet of je gelooft of niet, dus laat je geloof los. In feite komt Job in een diepe crisis terecht. Allereerst is er het leed dat hem overkomt, de ziekten, de plagen, het verdriet om het verlies van zijn kinderen, maar hij voelt zich ook alleen. Zijn vrienden kunnen hem niet helpen en God laat niets van zich horen. Je zou kunnen zeggen dat het stormt in Job. En precies in die storm slaat de situatie om. In hoofdstuk 38 begint God toch te spreken. Hoe we dit moeten lezen weten we niet. Het boek Job is geschreven door mensenhanden. Het zijn mensen die over dit spreken van God vertellen. Wat was het? Een stem, een droom? Het doet er voor Job niet toe. God spreekt, is zijn ervaring. Het eerste wat de stem van hem vraagt is dat Job rechtop gaat staan. Sta op, Job, en wapen je; ik zal je ondervragen, zeg mij wat je weet. Wil je met mij in gevecht, Job, prima, maar dan ga je wel recht tegenover mij staan. Alsof God hem uitdaagt tot het uiterste te gaan in zijn vragen en verzet. Kom maar op met je kritiek en je vragen, je twijfel en boosheid, spreek het maar uit! Maar in plaats dat Job zijn boosheid uit, brandt God als eerste los, letterlijk. Ik weet niet hoe u naar de woorden geluisterd heb die Paul gelezen heeft? Je kunt er naar luisteren als prachtige poëzie en dat is het ook, maar tegelijkertijd klinken al die vragen van God ook een beetje als een mitrailleur. De arme Job krijgt er ongelofelijk van langs. Het begon al met “wie is het die mijn besluit bedekt onder woorden vol onverstand? Job wordt voor een domoor uitgemaakt en vervolgens wordt de ene vraag na de andere op hem afgevuurd: waar was jij toen ik de aarde grondvestte, wie brengt de dauwdruppels voort, wie verschaft de raaf zijn voedsel, om maar paar vragen te noemen. Het schijnt dat het er in totaal wel zeventig zijn. Het gevolg van al die vragen is dat Job verpletterd wordt en dat zegt hij ook aan het einde: wat moet ik hierop nog zeggen… Dat zelfde overkomt mij als lezer. Je raakt overdonderd en daarmee bestaat ook het gevaar dat je eigenlijk niet eens meer door hebt wat hier nou precies gebeurd. Job zit met grote vragen, hij wil weten waarom hem het leed overkomt, maar krijgt hij eigenlijk wel antwoord op die vragen. Ik heb niet die indruk. Voor mij heeft meer weg van de manier waarop ouders op hun kinderen kunnen reageren. Waarom is het water blauw, waarom is het vandaag vandaag? Als ouders niet weten wat ze moeten zeggen of als ze zich er makkelijk van af willen maken, is het antwoord: daarom. Waarom zijn de bananen krom: daarom… Op geen enkele manier geeft God antwoord op de vragen. In plaats daarvan begint God gewoon over wat anders. Hij vertelt voortdurend over zijn eigen daden, wat God niet allemaal gedaan heeft voor de schepping. Als je goed oplet dat zie je zelfs dat God op precies dezelfde manier antwoord als Elihu, dat was de vierde vriend die Job probeerde te troosten. Ook Elihu zei: kijk eens hoe mooi alles in elkaar zit, had jij het beter gedaan?
Gemeente van onze Heer Jezus Christus, het leven is niet eerlijk en we willen weten waarom dat zo is. Job wil het weten, maar een echt antwoord krijgt hij niet. Of het moet dit zijn, dat hij een inkijkje krijgt in het mysterie van het leven. Dat God hem laat zien dat met het scheppen van de wereld er wel paal en perk is gesteld aan het water, de duisternis en de dood, maar dat ze niet zijn verdwenen. Telkens poppen ze weer op in het leven de mensen. Zo is het nu eenmaal en daar zullen we het mee moeten doen. Maar of dat troost? Toch is er misschien ook nog iets anders. Job had steeds geroepen dat hij van God zelf een antwoord wilde krijgen. Of misschien moet je het anders zeggen. Wat Job in feite wilde was geen verklaring maar nabijheid. Nabijheid van iemand die er voor hem was en dat was God uiteindelijk wel. Ik weet wel dat wij die ervaring in onze diepste duisternis lang niet altijd hebben, maar ik weet ook hoe krachtig, hoe helpend, die ervaring kan zijn. Als ons onheil of verdriet overkomt, dan is niets zo pijnlijk als het zwijgen van anderen of het spreken van mensen die niet echt naar je luisteen. Wat wel helpt is dat soms gewoon iemand naar je toe komt en zegt: ik weet niet wat ik moet zeggen, maar ik wil er gewoon voor je zijn. Laat dat nu ook de naam van God zijn: ik ben er bij, of ik ben er voor je, ik zal er zijn. In hoofdstuk 42 neemt Job na al die vragen van God het woord. Het valt op dat hij zegt: Eerder had ik slechts over u gehoord, maar nu heb ik u met eigen ogen aanschouwd. Ik denk dat het daarom gaat. Dat je je in je diepste ellende, maar ook in je diepste geluk, gezien weet en ja dan kan het zomaar zijn dat alle vragen verdwijnen als sneeuw voor de zon. Het leven voelt misschien nog steeds als oneerlijk, maar daar die ervaring van nabijheid van God weet je het te dragen.
In de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen.