Moeten we haten?

Preek zondag 7 juli 2019

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Eigenlijk had ik deze preek willen beginnen met u te zeggen dat we best eens wat vaker zouden mogen haten, maar ja, ik ben toch een beetje bang om dat te doen. In Nederland staat namelijk in het wetboek van strafrecht een artikel die het Nederlanders verbiedt om aan te zetten tot haat, geweld en discriminatie. Bovendien is het niet een artikel dat nauwelijks wordt toegepast, nee, het is vandaag de dag hoogst actueel. Regelmatig lees je er over in de krant en ook het openbaar ministerie houdt haatpredikers en dan vooral binnen de islam nauwgezet in de gaten. En dat is ook wel te begrijpen, want haat, is naast hebzucht, jaloezie en angst één van de belangrijkste wortels van geweld. En als we iets niet willen is het dat. We zijn bang voor de uitbarstingen van geweld, voor terroristische aanslagen. We willen er daarom alles aan doen om dat te voorkomen en dus kijken we wel uit om haat te prediken. Nu kan ik u gerust stellen, ook ik wil niets liever dan dat. Ik ben niet uit op geweld maar vrede, maar toch zouden we misschien best eens wat vaker mogen haten, maar dan wel in de goede zin van het woord. Misschien schrikt u terug van wat ik zeg en dat begrijp ik ook wel, maar wie vertrouwd is met de bijbel, weet ook dat in de bijbel het haten bepaald niet wordt geschuwd. Ja, zelfs van God wordt gezegd dat hij niet alleen liefheeft, maar dat hij op gezette tijden ook kan haten, ja zelfs de mensen die hij liefheeft. Ook in de psalmen, de liederen waarin de mensen aan het woord zijn, vind je teksten vol haat. Telkens als wij daaruit lezen voelen we ons er verlegen me, ik in ieder geval wel. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik van psalm 139 vaak de laatste verzen weg laat. De vraag nu is, is dat erg? Nee, zullen velen zeggen, want wat heb je aan die verzen over de haat, het gaat toch in de bijbel over de liefde, God is toch liefde? Maar dat is mij toch te makkelijk. Je kunt je ook afvragen: wat missen we eigenlijk als we deze woorden weglaten? Ik denk dat wat we missen dat dat alles te maken heeft met passie en hartstocht, met dat wat liefde echt tot liefde maakt. Ik zal het proberen uit te leggen.

Eerst even iets over het begin van psalm 139. Het lijkt bijna een soort van meditatie. Hier spreekt een dichter die naar zichzelf kijkt en ziet hoe nietig hij als mens eigenlijk is. Tegelijkertijd ervaart hij God als iets overweldigends. God, zo ervaart hij is zo groot is dat hij door de mens niet te bevatten is. Voor de dichter spreekt daaruit een gevoel van geborgenheid. Waar je ook gaat overal is God aanwezig. Hij voelt zich daardoor geborgen, veilig. Hij schrijft dat hij onmogelijk aan God kan ontsnappen, Gods oog ziet  hem altijd. Dat is natuurlijk beeldspraak en we moeten het zeker niet lezen alsof God je de hele dag loopt te bespieden, zoals vroeger kinderen wel eens werd voorgehouden: God ziet alles. Nee, voor de dichter is het veel meer de ervaring, het gevoel, dat God altijd bij je is, dat God iets te maken heeft met het leven zelf. Ook is de dichter diep onder de indruk van hoe hij als mens gemaakt is. Hij komt zichzelf voor als een wonder. Hij kan dan ook niet snappen dat hij gemaakt is zoals hij is. Tot zover zijn dat prachtige woorden, bijna mystieke woorden, woorden die een ervaring beschrijven die velen van ons ook hebben… en dan ineens in vers 19 slaat het om. De prachtige mediatie verandert in grimmigheid en haat: “God, breng de zondaars om” en “Ik haat hen, zo fel als ik haten kan, ze zijn mijn vijand geworden…” Vanwaar deze merkwaardige omslag. Velen bijbeluitleggers zaten en zitten er dan ook mee in hun maag. Sommigen zeiden zelfs: dit stukje is niet van dezelfde dichter, maar van iemand anders, weer iemand anders zei, ja, het hoort er wel bij, maar dit is een foutje van de dichter, hier heeft hij zich even laten gaan en dat had hij niet moeten doen…  Maar ondertussen staat het er wel en brengt het ons in verlegenheid. Toch kan ik mij er wel iets bij voorstellen. Ik snap die haat wel. Stel je mediteert inderdaad net als de dichter over het leven, over God en je bent onder de indruk van de schoonheid van het leven, van hoe mooi een mens gemaakt is… en ineens denk je dan aan mensen die dat niet zien, aan mensen die het leven alleen maar willen vernietigen, die onschuldig bloed vergieten, die moorden, onderdrukken, folteren, anderen afpersen, uitbuiten of wat je niet al kunt bedenken… is het dan zo onvoorstelbaar dat je een diepe verontwaardiging in je voelt opkomen, ja een diepe haat tegen hen die onschuldig bloed laten vloeien… Ik vind die wending in de psalm ergens best wel te begrijpen… en laten we maar erkennen dat ons die gevoelens ook niet vreemd zijn. Gevoelens van haat zijn heel menselijk. Liever heb ik dat we er eerlijk over praten dan dat we doen alsof het niet bestaat. Want dat laatste vind ik eigenlijk nog veel erger. Als we onze haat verdringen, omdat dat zogenaamd niet hoort, is de kans groot dat het ergens anders en op een andere manier toch naar buiten komt. Het zou zo maar kunnen dat haat die verdrongen wordt zich uit in bitterheid, in cynisme of kilheid en of dat zo veel beter is… Nee, in de psalmen nemen de dichters geen blad voor de mond, alles wat er in hen opkomt mag er gewoon zijn. Maar de vraag is natuurlijk wat moeten wij ermee? Roept de psalm ons nu op om mee te doen met die haat, kunnen we dit lezen als een bijbelse oproep tot een jihaad, een heilige strijd… Zo eenvoudig ligt het ook weer niet. Laten we de verzen waar er over de haat gesproken wordt nog maar eens goed bekijken. (beamer). Als je goed kijkt zie je dat het niet gaat om een haat omdat mensen je niet aanstaan, nee het gaat hier om iets dat heilige is en dat op het spel staat, namelijk om het leven zelf dat wordt bedreigd. God, breng de zondaars om, staat er, bedoeld worden hier dus de mensen die willens en wetens bloed vergieten. Maar pas op, het komt wel op zorgvuldig lezen aan, want er wordt niet gezegd dat wij de zondaars moeten ombrengen. Nee, de dichter van de psalm laat dat over aan God. Leven en dood is zijn zaak, niet de onze. Ik lees deze bede daarom vooral als een kreet die opkomt uit het hart wanneer je ziet dat mensen in staat zijn om andere mensen te vermoorden, kinderen te misbruiken of wat niet al… het is de hartstochtelijke roep om gerechtigheid. God, doe er wat aan… Vervolgens zegt de dichter: Zou ik niet haten wie u haten, Heer… Ik haat hen zo fel als ik haten kan, ze zijn mijn vijand geworden. Eigenlijk staat er helemaal niet dat de dichter haat, dat hij dat aan het doen is, nee er staat eigenlijk een retorische vraag. De dichter vraagt zich af: als God staat voor dat leven, als hij de God van de bevrijding is, van de weduwe, de wees, de arme, de vreemdeling, de onderdrukte, als God haat alles wat het leven bedreigt, zou ik dat dan ook niet moeten doen. Met andere woorden zou ik niet diezelfde passie voor het leven moeten voelen zoals God? Zou ik niet moeten haten wie u haten Heer? Hier raken we aan de diepe betekenis van haat. Haat is de keerzijde van de liefde. Want haat voel je wanneer de liefde wordt gekrenkt. Wie iemand haat houdt eigenlijk nog steeds van hem of haar. Mensen met wie je je niet verbonden voelt, kun je ook niet haten. Nee, je kunt alleen iemand haten met wie je een diepe band hebt. In die zin wordt haat hier bedoeld, als het tegendeel van de liefde. Als God het leven echt liefheeft, ja dan kan hij niet anders dan alles haten wat dat leven wil vernietigen, want anders is die liefde niets waard. Uit haat en liefde spreekt passie, dat je ergens voor wil gaan. Dat is wat de dichter zich afvraagt, moet ik ook niet diezelfde passie hebben voor het leven en de gerechtigheid hebben zoals God die voor het leven heeft? Moet ik niet ook haten wat hij haat. En toch blijft het moeilijk om te lezen wat hier staat. Je kunt zeggen moet dat nou, dat woord haat, die emotie, maar welk alternatief hebben we anders. Als er geen passie voor liefde is blijft er niets anders over dan onverschilligheid. En dat bedoel ik als ik zeg: we zouden wel eens meer mogen haten wat het heilige het leven bedreigt, want als we dat niet doen vervallen we in een lauwe onverschilligheid. Dan krijg je een houding waarbij je je nergens meer druk over maakt, of dat je je aan elkaar niets meer gelegen laat liggen, ja dan leven we werkelijk langs elkaar heen en hebben we niets meer dat ons bindt. Dat staat er op het spel als we in de bijbel alleen nog maar over God willen spreken als een lieve God. Maar ook hier weer: pas op… Laten we goed lezen. Als ik zeg dat we wat meer haat zouden mogen voelen bij wie God haten, dat zijn dus niet mijn persoonlijk vijanden, maar de mensen die onschuldig bloed vergieten, dan denken we onmiddellijk aan de terroristen, die zeggen toch immers ook te handelen uit liefde voor God en zijn vijanden te haten, ja, maar er is een groot verschil tussen terroristen en de dichter van psalm 139. De dichter wil helemaal niet zelf handelen, ook dat laat hij over aan God. Eigenlijk zie je dat heel mooi het slot van deze psalm. Nadat de dichter zijn felle woorden gesproken heeft, lijkt het bijna alsof hij schrikt van zichzelf… hij schrikt want ineens ziet hij dat hij misschien wel zelf degene is die het leven kapot maakt, je kunt de wereld niet simpelweg verdelen in good guys en bad guys, als het erop aan komt zijn wij het allebei, goed en slecht. Daarom bidt de dichter aan het eind: Doorgrond mij, God, en ken mijn hart, zie of ik geen vereerde wegen ga… Nou met alle respect dat heb ik een terrorist nog nooit horen bidden…

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, we zouden wel eens wat vaker mogen haten en dan bedoel ik niet, dat zal u intussen wel duidelijk zijn, dat we onze vijanden moeten haten, maar wel dat we de passie voelen voor het leven, en de afschuw, zo zou je de haat ook kunnen vertalen,  voor alles wat het leven vernietigt. Het gaat dus om de passie voor het leven. Het is diezelfde passie die we ook bij Jezus zien. Jezus was een en al passie voor gerechtigheid en haatte alles wat daarmee in strijd was. Denk alleen al aan zijn felle uithalen naar de satan, naar de tempelwisselaars… Zijn leven was passie, maar dan wel een passie die getekend werd door  geweldloosheid en een ongekend vertrouwen op God, op die bron van alle leven zelf. 

Straks gaan wij aan tafel…straks eten wij van het brood en drinken wij van de wijn, tekenen van zijn lichaam en bloed, van zijn medeleven met ons en zijn hartstocht voor liefde, zijn passie. Dat wij zo met elkaar rondom de tafel verenigd mogen zijn als een levende gemeenschap brandend van liefde om wat heilig is, het leven zelf.

In de Naam van de Vader, de Zoon end heilige Geest. Amen. 

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *