Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

We kennen allemaal het gezegde: “voor niks gaat de zon op”. Dat is natuurlijk een waarheid als een koe. Inderdaad de zon gaat elke dag weer schijnen zonder dat wij er iets voor hoeven doen. Op zich zou dat gezegde een prachtige levensles kunnen zijn. Het brengt ons immers het besef te binnen dat het beste in het leven ons zomaar overkomt, als genade, om het met een ouderwets woord te zeggen. Toch gebruiken wij dat gezegde meestal niet als een levensles. Nee, we gebruiken het vaker als we iets niet vertrouwen. Je krijgt bijvoorbeeld via de post een aanbieding toegestuurd waarbij beloofd wordt dat je recht heb op een gratis hotelovernachting. Onmiddellijk steekt dan in ons het wantrouwen de kop op. Gratis iets krijgen, dat bestaat niet! Er zal vast wel iets van ons worden verwacht, een tegenprestatie, dat je iets moet kopen of zo, want ja alleen voor niks gaat de zon op zeggen we dan. En zo is het ook in onze wereld. Wij hebben de wereld gebouwd op het principe van voor wat hoort wat. De hele economie, onze huishouding in het groot, draait daarop. We maken het alle dagen mee. Als jij bij de bakker een brood koopt, dan bewijst de bakker jou daarmee een dienst en jij, op jouw beurt bewijst de bakker een wederdienst door hem te betalen met klinkende munt. Zo gaat het overal in onze economie, maar ook in onze manier van omgaan met elkaar hanteren we het principe voor wat hoort wat. Stel iemand knapt voor jou vrijwillig de tuin op. De kans is groot dat je voelt dat je daar toch iets tegenover moet stellen, je geeft geld of een bloemetje, een kleine tegenprestatie. Natuurlijk kun je dat ook niet doen, het is geen verplichting, maar als je het niet doet en de ander doet de volgende keer nog een keer je tuin en nog een keer, dan kan het zijn dat die ander dat steeds minder van harte doet, want ergens verwacht ook die ander toch een beloning al was het maar een welgemeend dankjewel. Heel ons samenleven is dus gebaseerd op het principe van voor wat hoort wat. Maar de liefde dan, zult u zeggen? Voor de liefde geldt dat toch niet. De liefde is toch iets wat je zomaar geeft, daar hoef je toch niet iets voor terug te hebben. Was het maar waar, denk ik dan. Ja u hebt gelijk als het gaat om de ideale liefde, maar zelfs bij de manier waarop wij elkaar liefhebben kun je de vraag stellen of het echt altijd zo belangeloos is. In ruil voor de liefde die je krijgt geven wij de ander bijvoorbeeld geborgenheid, veiligheid, aandacht of wat al niet meer. Nee, het principe van voor wat hoort wat zit diep, maar dan ook diep in onze vezels en vandaar uit klopt het ook als we zeggen: alleen voor niks gaat de zon op. Dat principe van ons nu maakt ook dat de gelijkenissen die Jezus vertelt voor ons zo vervreemdend zijn, neem als voorbeeld die gelijkenis van de werkers in de wijngaard. Want behalve dat wij uitgaan van voor wat hoort, hanteren we daarnaast ook nog eens het principe dat de beloning, de wederdienst, rechtvaardig, passend, moet zijn. Als iemand twee keer zo hard heeft gewerkt heeft als een ander, dan hoort de beloning ook twee maal zo groot te zijn, vinden wij. Ook als de ene taak zwaarder is dan de andere vinden wij het gerechtvaardigd dat de ene taak meer wordt beloond dan de ander. Of dat principe van rechtvaardigheid in onze samenleving ook altijd juist wordt toegepast, is nog maar de vraag. Regelmatig staan er in de krant berichten over managers in de publieke sector die te veel verdienen. Maar juist het feit dat we daar zo heftig over discussiëren bewijst alleen maar dat we het principe van rechtvaardigheid hoog hebben. Dit nu is onze maatschappij en dit is ook waarvan we denken dat het zo hoort. In het evangelie wordt heel dat denken van ons door Jezus regelmatig op de kop gezet. In de gelijkenis van de werkers van het laatste uur rekent Jezus af met de idee van voor wat hoort wat en met ons idee van wat rechtvaardig is. De arbeider die er het laatste ingekomen is, en dus nauwelijks heeft gewerkt, krijgt ook een beloning, dus niet voor wat hoort wat, maar zomaar gratis, en bovendien staat die beloning die hij krijgt absoluut niet in verhouding tot wat hij heeft gedaan. Eén hele denarie voor amper een uurtje werk is in onze ogen absoluut niet rechtvaardig. Zeker niet in vergelijking tot de arbeiders van het eerste uur, die ook één denarie krijgen als beloning.
Jezus zet ons denken dus op de kop, dat is wel duidelijk, maar wat wil hij met deze gelijkenis bereiken. Het is verleidelijk om de gelijkenis van de werkers van het laatste uur als een alternatief model te zien voor hoe wij de samenleving zouden moeten inrichten. Ik denk niet dat Jezus dat zo bedoelt heeft, als een alternatief. Een samenleving zonder voor wat hoort wat is eigenlijk nauwelijks voor te stellen. In principe is er met onze samenleving ook helemaal niks mis, alleen het kan allemaal zo bloedeloos worden, zo zonder vreugd als het principe van voor wat hoort wat het enige principe is waarmee we leven. En dat kan wel anders. Over dat andere leven nu, een leven vol diepgang, rijkheid en kleur spreekt Jezus heel vaak. Jezus wil ons overhalen om het leven op een andere manier te bekijken. Hij gebruikt dan woorden als het koninkrijk der hemelen of het rijk van God of noem maar op. Ook in deze gelijkenis gaat het over dat andere, dat diepere, vreugdevollere leven en zo begint ons tekstgedeelte ook: want het koninkrijk der hemelen lijkt op een mens, een huismeester die, enz… Met dat ik dit gezegd heb, wil ik gelijk duidelijk maken dat Jezus met dat koninkrijk der hemelen niet het hiernamaals bedoelt. Daar geldt het natuurlijk ook, in al zijn volmaaktheid, maar nee dat koninkrijk is nu al in dit leven te vinden. Sterker nog Jezus zegt dat je dat koninkrijk in zijn manier van leven al kan zien. Het kan dus nu al anders. Maar hoe dan vraag je je af? Wat bedoelt Jezus met dat anders? Waar zie je dat dan? Dat is nog niet zo makkelijk duidelijk te maken. Misschien dat een beeld kan helpen, een beeld dat ik heb geleend van Jos Douma, predikant in Zwolle. Hij vergelijkt het koninkrijk van de hemel, dat diepere leven dat nu al te vinden is met een kleurentelevisie. U komt allemaal nog uit de tijd dat de kleurentelevisie nog moest worden uitgevonden. In de begintijd van de tv waren alle beelden, zwart, wit en grijs. Dat ging prima. In die dagen had je ook al natuurfilms. Je kon daar helemaal verrast door worden, maar er miste wel iets en dat waren precies de kleuren. Toch miste je het niet omdat je niet beter wist en ook al zei iemand die wel al een kleuren-tv had dat het met kleur zoveel mooier was, dan nog wist je niet weten waarover hij sprak. Je kwam daar pas achter als je het zelf hebt meegemaakt. En zo is het eigenlijk ook met koninkrijk van de hemel dat al in ons leven te vinden is. Als je het nog nooit hebt gezien, mis je niks, totdat God je de ogen opent. En als je dan eenmaal de kleur en de diepte van het leven hebt gezien, ja, dan wil je nooit meer terug naar de zwart-wit tv. Jezus is nu zo iemand die ons kleur wil laten zien en als we hem daar over horen vertellen, ja dan prikkelt dat ook en roept het in ons ook een verlangen op. Dat gebeurde overal waar Jezus kwam, ook bij een jongeman die heel rijk was, de rijke jongeling. Ik vertel dat omdat de gelijkenis van de werkers in de wijngaard eigenlijk een antwoord is op de vraag die die rijke jongeling aan Jezus stelt. U kent dat verhaal wel. De jongen vraagt: meester, wat moet ik doen om eeuwig leven te hebben. Dat eeuwig leven is opnieuw weer een ander woord voor dat koninkrijk van God, dat leven vol van kleur dus. Let op wat de jongen vraagt: wat moet ik doen… en dan past helemaal in de gedachte die wij over het leven hebben dat je om iets te krijgen eerst iets moet doen: voor wat hoort wat, denkt ook deze jongen. Wat moet ik doen? Het is dezelfde vraag die wij ons zo vaak stellen: wat moeten we doen om het leven beter, mooier te maken? Opvallend is dat Jezus eerst zeg: waarom vraag je mij naar wat goed is, er is er maar één die goed is? Hieruit proef je al dat de jongen kennelijk de verkeerde vraagt stelt. Wat voor goeds moet ik doen? Houd je gewoon aan de geboden en dan komt alles goed… De jongen zegt daarop dat hij dat al doet. Je zou nu denken dat de jongen met een gerust hart weg kan gaan, hij hoeft niets meer te doen dan de geboden houden, maar het lijkt wel alsof of ook de rijke jongeling de zaak niet vertrouwt: ja, ja, Jezus zegt dat wel zo mooi, maar daar trap ik niet in: voor niets gaat alleen de zon op! Ik moet vast nog wat meer doen. En dat is ook precies wat hij vraagt: maar wat moet ik nog meer doen? Het antwoord dat Jezus dan geeft is heel bekend en ook een antwoord waar wij over struikelen. Jezus zegt tegen hem: als je dat wilt, volmaakt zijn, ga dan heen verkoop alles wat je bezit en geef het aan de armen. Ik denk dat we dit antwoord niet letterlijk moeten opvatten. Zelfs Jezus heeft niet alles wat hij bezat verkocht en het aan de armen gegeven, nee, ik denk dat Jezus bewust overdrijft om de jongen iets duidelijk te maken. Hoor maar wat hij zegt: als jij volmaakt wil zijn, dan… Het woord volmaakt heeft de jongen zelf niet gebruikt, maar het is wel wat hij in zijn houding uitstraalt. Hij zegt voortdurend: ik… ik heb de geboden allemaal onderhouden, wat moet ik nog meer doen. Het is ik, ik, ik.. het komt geen moment in de jongen op dat je in het leven soms ook zomaar wat krijgt, en ja werkelijk voor niets. Voor dat koninkrijk van de hemel hoef je helemaal niet zo veel te doen, daarvoor hoef je alleen maar te zijn, te zijn op de manier van de geboden, precies zoals God alleen maar is. Als Jezus even later weer met de leerlingen alleen is, blijkt dat ook de leerlingen er niets van snappen. Ook zij denken in het schema van: voor wat hoort wat… Jezus had gezegd dat de jongeling alles moest verkopen, weggegeven. Op dat moment hoor je Petrus denken: maar dat is precies wat ik heb gedaan, ik heb alles weggeven, mijn boot, mijn bezit, ja zelfs mijn familie heb ik achtergelaten. Met andere woorden Petrus denkt: wat heb ik toch veel gedaan, hoe groot zal mijn beloning dan wel niet zijn… Nee, zegt Jezus, je hebt het niet gesnapt Petrus, het gaat er niet om wat jij doet, maar het gaat er om wie jij bent. En pas dan vertelt Jezus de gelijkenis van de werkers in de wijngaard. Wat wil Jezus daar nu mee duidelijk maken. Wat is dat voor een rare landheer die iedereen even veel geeft of je nu lang gewerkt hebt of niet? Dat is toch niet eerlijk, dat is toch niet normaal? Nee dat is niet normaal en dat is ook niet hoe wij het gewend zijn. En dat maakt ons boos. De werkers van het eerste uur, krijgen exact wat ze hadden gesproken, zeg maar volgens hun cao. Ze komen niets tekort en toch zijn ze boos omdat die arme stakkers van het laatste uur precies hetzelfde krijgen. Daar wringt de schoen. Jezus laat ons anders kijken naar wat goed doen nu precies. Goed ben je niet in de eerste plaats als je keurig handelt volgens de regels, volgens voor wat hoort wat, nee goed ben je doordat het gewoon in je zit, als het je natuur is. Dat is ook precies wat de huismeester van de wijngaard zelf zegt: of ben jij soms boos omdat ik goed ben.
Gemeente van onze Heer Jezus Christus, ik zei al de gelijkenis van de werkers in de wijngaard is Jezus antwoord op de vraag van de rijke jongeling, de vraag die ook onze vraag is: wat moeten we doen om dat koninkrijk van God binnen te gaan, om kleur te zien in het leven. Het antwoord is even verbluffend als onthutsend. Doen? Je hoeft niets te doen, je hoeft niet op zoek te gaan naar goede daden, nee het gaat er in de eerste plaats om dat je goed bent, dat je houding, je natuur goed is. Als je je houdt aan de geboden dan ben je al een heel eind op weg om een goed mens te zijn, precies zoals God goed is van zichzelf, voor elk mens die daarom vraagt, of je nou goed of slecht bent, vroeg of laat het maakt niet uit. God is goed, Ja, zegt Jezus, God kan niet anders dan goed zijn voor elk mens, dat is nu eenmaal zijn wezen. En dat koninkrijk van God waar is dat dan te zien? Precies daar waar jij of een ander beeld is van deze God… Niet om wat hij doet, maar puur om wat hij is: goed!
In de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen.