Gemeente van onze Heer Jezus Christus, beste Bart en Laura,
Toen jullie zojuist Jurre lieten dopen, hebben jullie de doop aanvaard onder de belofte dat jullie voor Jurre een lieve vader en moeder willen zijn en dat jullie hen willen voorgaan in de weg van het geloof. Dat eerste deel van die belofte lijkt mij niet zo heel erg moeilijk: een lieve vader en moeder zijn voor jullie kinderen. Wie wil dat nou niet? Jullie voelen genegenheid en liefde voor Jurre en als reactie daarop kun je eigenlijk niet anders dan een lieve vader en moeder zijn. Hoewel, we weten allemaal ook dat het in de praktijk soms helemaal niet zo makkelijk is. Ik denk niet dat ouders van zichzelf zullen zeggen dat ze geen lieve vader en moeder waren, maar als je de stroom aan romans en andere boeken leest dan blijkt dat volwassen kinderen daar soms heel anders over denken. Lang niet alle kinderen hebben hun opvoeding als liefdevol ervaren, soms zelfs het tegendeel. Ik denk dat het vaak te maken heeft met problemen die ouders zelf hebben. Op het moment dat je het moeilijk met jezelf hebt, heb je eigenlijk geen ruimte voor anderen, ook niet voor je kinderen. Maar goed voor de meeste ouders blijft toch gelden dat de opdracht om een lieve vader en moeder te zijn niet zo moeilijk is. Dat is heel anders bij het tweede deel van de belofte: de belofte om jullie kind voor te gaan in de weg van het geloof. Dat is makkelijk gezegd, maar wat betekent dat eigenlijk, hoe doe je dat in de praktijk van alle dag. Je kunt natuurlijk heel simpel denken aan het vertellen van de bijbelverhalen, je kinderen af en toe meenemen naar een kerkdienst, hen opvoeden met normen en waarden, maar voor mijzelf is dat niet genoeg, of laat ik het anders zeggen, ik denk dat het daar niet om draait. Natuurlijk het zijn allemaal belangrijke dingen als middel om thuis te raken in het geloof, maar ten diepste gaat het om iets anders. Ten diepste gaat het om het verwerven van een bepaalde levenshouding. Opvoeden in geloof is eigenlijk zelf die gelovige levenshouding hebben waaraan de kinderen zich kunnen spiegelen. Maar wat is dat dan, om welke houding gaat het hier? Ik denk dat het verhaal dat wij vanmorgen gelezen hebben ons hierbij op weg kan helpen. Die levenshouding heeft alles te maken met verwachtingen, met een bepaalde manier van kijken, met open staan voor wat er naar je toe komt.
Wat was er aan de hand? Jezus is weer op reis. Ik zeg “weer” op reis, want als je Markus leest dan krijg je de indruk dat Jezus niet lang op een vaste plek blijft. Hij trekt voortdurend rond. Het heeft iets rusteloos. Die rusteloosheid hangt denk ik samen met zijn gedrevenheid. Jezus wil vertellen wie God is, hij wil vertellen over hoe God ons mensen ziet en over hoe wij God moeten zien. Hij wil vertellen wat de consequenties daarvan zijn, namelijk dat een leven met God een andere wereld kan opleveren, een andere wereld die de bijbel meestal het Koninkrijk van God, of het Koninkrijk van de hemelen noemt. Dat is niet een wereld die later nog eens moet komen, of die ergens in de hemel is, nee Jezus spreekt over een wereld van God in onze wereld, een hemelse wereld in dit aardse dal. Daar is Hij vol van. Daar wil hij over vertellen, met een enorme gedrevenheid en dat maakt dat hij voortdurend rondtrekt. Nu vandaag komt hij aan in zijn vaderstad. Meestal nemen we aan dat daarmee Nazareth wordt bedoeld, de stad waar Jezus opgroeide, maar het staat er met zoveel woorden niet. Die vaderstad kan daarom ook symbool staan voor elke stad, voor elke omgeving waar je je thuis voelt, waar je de weg kent. En juist die stad leert ons vandaag een les. Een les in kijken, een les over hoe onze levenshouding moet zijn. Toen de sabbat was aangebroken, vertelt Marcus, gaat Jezus in zijn vaderstad naar de synagoge. De synagoge is de plaats waar de gemeenschap samenkomt, waar uit de bijbel wordt gelezen en waar over de bijbel wordt gediscussieerd. Iedere volwassen man, vanaf 12 jaar, mag uit de bijbel lezen en zijn interpretatie geven. Jezus doet dat ook. Op zichzelf is dat dus helemaal niet bijzonder, maar wel bijzonder is dat Jezus wat hij leest zo weet uit te leggen dat de mensen ervan ophoren. Zo hebben ze het nog nooit gehoord. Natuurlijk er zijn ook schriftgeleerden en Farizeeën die de bijbel uitleggen, maar vaak doen ze dat op een manier die niet nieuw is, die niet verassend is. Je zou bijna kunnen zeggen, de mensen vallen er bij in slapen, want ze weten wel wat er komt. Ik hoop overigens niet dat dat ook voor mijn preken geldt, maar ik zou het u niet kwalijk nemen. Ook ik ben maar een mens. Niet bij Jezus. De mensen hoorden er van op en onmiddellijk voelen ze aan dat wat hij te zeggen heeft bijzonder is. Ja, onmiddellijk voelen ze aan dat hij dit niet uit zichzelf zegt, maar zo staat er in Marcus, dat het hem gegeven is om het zo te zeggen. Met andere woorden Jezus preekt en de mensen voelen dat God zelf zijn bron van inspiratie is. Dat geldt trouwen ook voor wat Jezus doet aan genezingen. Jezus geneest de mensen niet omdat hij veel van gezondheid afwist of geneeskunde had gestudeerd, nee het is, zo staat er, dat door zijn handen God aan het werk is. Prachtig toch zou je zeggen. Zo’n geïnspireerd mens, te gast bok hen in de synagoge, maar juist dan gaat het mis. Wat hier gebeurd, wat Jezus zegt, past niet in het plaatje van zijn dorpsgenoten en ik denk eerlijk gezegd ook niet in ons plaatje. Wat hier gebeurd is namelijk te gewoon, althans dat denken de mensen. Het kan toch niet zo zijn dat God zich zomaar openbaart in een mens en al helemaal niet in een mens die zij ook nog van vroeger kennen. Je hoort ze smalen. Dit is toch die timmerman, de zoon van Maria. Let op, Marcus heeft het niet over de zoon van de timmerman, maar noemt Jezus zelf een timmerman. Gewoon dus iemand die een beroep heeft geleerd en die een ambacht uitvoert. Bovendien kennen ze ook de familie van Jezus. Zijn moeder, zijn zussen en zijn broers. Allemaal gewone mensen, zoals u en ik, die kunnen toch niet iets van God laten zien. Ik denk dat het hier heel scherp duidelijk wordt wat ons probleem is met kijken. Ons brein is eigenlijk voortdurend op zoek naar bijzondere dingen. Het journaal en de krant die zijn er zelfs op gebaseerd. Ze vertellen over de bijzondere dingen, de brandjes, de opstootjes, de oorlogen, de ruzies in de politiek, de ongelukken en vult u zelf maar aan. Allemaal waar natuurlijk, maar als je alleen maar naar het journaal zou kijken of de krant zou lezen, dan zou je kunnen denken dat dit onze wereld is. Ja, ik ken mensen die om die reden niet naar een stad als Amsterdam durven, want ja, je hoeft maar het centraal station uit te stappen of je wordt beroofd of je wordt misschien zelfs wel het onschuldige slachtoffer van een vuurgevecht tussen rivaliserende bendes. Nou ik kan u gerust vertellen: dat is Amsterdam niet. Er gaat zoveel goed, net zoals bij ons hier in het dorp, maar dat is niet wat we te zien krijgen. Misschien heeft die manier van kijken, van voortdurend gespitst zijn op de bijzonderheden, op het ongewone, te maken met de evolutie van ons brein. Dieren doen eigenlijk precies hetzelfde. Ook zij zijn steeds gespitst op het ongewone. Wat ze willen is rust, maar overal loert gevaar. Een krakend takje kan al een teken zijn van bedreiging en doet hen de oren spitsen. Wij hebben dat brein ook, maar daarnaast hebben wij nog een ander soort brein. Wij kunnen met ons brein ook gevaren inschatten en wegen op hun waarde. Maar toch op de een of andere manier speelt dat oude brein ons altijd weer parten. We zijn altijd weer op zoek naar het ongewone en daarom horen we ook zo graag nieuws. Wat geldt voor die manier van kijken naar de wereld om ons heen, geldt misschien ook wel voor God. Als wij aan God denken, dan denken we ook niet in de eerste plaats aan het gewone, maar aan het spectaculaire, aan wonderen, aan God die zich ineens aan mensen laten zien, aan verschijningen enz. Maar klopt dat wel? Marcus laat zien dat God zich manifesteert in een gewoon mens, in een gewoon dorp, maar de mensen zelf zien het niet. Daar ligt de les voor vandaag. De oproep om God te zien in het alledaagse, in de mens Jezus, ja in de mensen en de wereld om ons heen.
Lieve mensen, beste Bart en Laura, wat heeft dat alles nu met de doop te maken en met jullie belofte om Jurre voor te gaan in de weg van het geloof. Ik denk alles en wel precies die manier van kijken. Jullie krijgen vandaag de opdracht om niet het bijzondere in Jurre te zien, maar vooral het gewone. Jurre is, gewoon zoals hij is, het geschenk van God aan jullie en aan onze wereld. Daar hoeft niets aan veranderd te worden. Jurre mag er zijn zoals hij is en tegelijkertijd is het ook jullie opdracht om het unieke van Jurre niet weg te poetsen. Jurre is een gewoon mens zoals alle anderen, door God gewild, maar ook een uniek mens. En dat laatste zagen de mensen in Jezus vaderstad niet. Voor hen kon hij niet anders zijn dan één van hen. Eigenlijk is de opdracht om gewoon te kijken, te aanvaarden wat er is en niet je eigen verwachtingen en verlangens te leggen op jullie kind, maar voortdurend open te staan voor wat Jurre aan eigenheid van God gerkegen heeft. Ik weet elke ouder zal zeggen dat het dat doet, maar ook hier is de praktijk weerbarstiger dan de theorie. Jurre is gedoopt. God ziet hem in zijn eigenheid, in zijn uniekheid. Opvoeden in een gelovige levenshouding is net als God gaan kijken opdat hij kan uitgroeien, net als wij allemaal, tot de mens die God bedoeld heeft.
Amen.