Geloven door de wonden heen…

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Vandaag is het beloken Pasen. In de middeleeuwen gingen de luiken van het hoofdaltaar waarop de afbeelding van de Opgestane Christus te zien was, weer dicht, vandaar beluiken of beloken.  Het was net alsof het feest van Pasen weer werd afgesloten en zo voelt het voor mij ook vaak op de zondag na Pasen. Met Pasen zingen we volop jubelliederen, zijn we in feeststemming, is alles mooi aangekleed, maar daarna gaan we toch weer over tot de orde van de dag. Zo voelt het denk ik ook voor de leerlingen van Jezus. Zij hebben ook turbulente dagen meegemaakt. Het sterven van Jezus, de begrafenis, het lege graf en de berichten dat sommigen Jezus weer hebben gezien. Maar nu is dat alles achter de rug, de mensen zijn wij naar huis en de leerlingen blijven achter. Wat moeten ze nu? Er rest hun niet veel anders dan elkaar maar op te zoeken. Even alleen zijn om het allemaal te verwerken. Maar dan maken ze opnieuw mee dat Jezus aan het verschijnt. Dit keer ook aan de leerlingen die hem nog niet gezien hadden. Behalve dan aan Thomas, want hij, zo staat er, was er niet bij. Als de andere leerlingen er later over vertellen kan Thomas het niet ook niet geloven. Hij wil bewijs zien. Daarmee heeft Thomas in de traditie de naam gekregen van de ongelovige Thomas. Of dat juist is, zullen we straks zien, maar Thomas roept wel iets op waar wij allemaal mee te maken hebben. Hoe gaan wij verder na het feest van Pasen. Wat nemen wij er van mee? Ja, wat geloven wij er eigenlijk van? En wat is dan dat geloven? 

Het is een vraag waar veel mensen binnen de gemeente mee worstelen. Ik kom het regelmatig tegen op huisbezoek. Misschien dat vroeger die vraag er ook wel was, maar dan durfde je hem niet openlijk te stellen. Iedereen geloofde, zo dacht je toen, hetzelfde: Christus was opgestaan van de doden. Punt uit. Daar moet je niet teveel naar vragen. Misschien waren de vragen ook niet zo aan de orde. Als iedereen in je omgeving hetzelfde gelooft dan word je gemakkelijker meegenomen. Ik volg zelf op tv de documentaire die gaat over de kinderen van Ruinerwold. Het trof mij bij het zien van de interviews dat de oudste kinderen zeggen te begrijpen dat de jongste kinderen niet zien hoe abnormaal hun opvoeding was. Ze weten niet beter, zeggen de oudste kinderen, omdat ze nog nooit iets anders hebben gezien of meegemaakt. En dat is waar. Twijfel komt pas om de hoek kijken als iemand van buiten iets nieuws inbrengt, een ander inzicht. Dat is voor mij ook de verklaring waarom orthodoxe geloofsgemeenschappen zo graag de gelederen gesloten houden, want alleen binnen die beslotenheid kun je geloven zonder twijfel. Voor veel andere christenen daarentegen, voor ons, is dat allemaal anders geworden. Daar komt bij dat wij  als gelovigen in het Westen al lang niet meer in de meerderheid zijn en dat we voortdurend in aanraking komen met allerlei meningen, theorieën en ideeën. Het lijkt nu wel alsof je je geloof steeds moet verdedigen. Soms wordt er door de buitenwereld zelfs gezegd dat er voor geloof geen plaats meer is in onze wereld omdat je geloof nu eenmaal niet kunnen bewijzen. En dat laatste is iets waar onze moderne tijd grote waarde aan hecht. Toch vraag ik mij af of dat laatste werkelijk het grootste probleem is voor ons geloof. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat heel veel Nederlanders geloven in het bestaan van wonderen, terwijl daarvoor nauwelijks feiten zijn aan te dragen, dat is ook precies waarom iets een wonder heet. Een wonder is iets wat je niet kunt bewijzen. Nee feiten geven dus lang niet altijd de doorslag. Zo kunnen mensen halsstarrig geloven dat ze weer beter zullen worden terwijl de feiten dat gewoon tegen spreken. Ik denk daarom dat voor maar weinig mensen echt geldt dat ze niet kunnen geloven omdat er geen bewijs voor is. 

Kortom: feiten zeggen niet alles. De moeite die wij vandaag de dag met geloven hebben is veel meer gelegen in het feit dat we er alleen voor staan en dat ieder voor zich moet uitmaken wat je gelooft en waaraan je je vertrouwen geeft. En dat is ook de vraag waar Thomas mee worstelt. De leerlingen zeggen dat ze Jezus hebben gezien, maar zelf heeft hij gezien dat Jezus stierf aan het kruis, de wonden van Jezus staan hem nog op het netvlies gebrand. Wie of wat moet hij nu geloven? Waaraan geeft hij zijn vertrouwen? Laten we nog eens preciezer kijken naar het verhaal uit Johannes. Als eerste hoorden wij dat Thomas er niet bij was op die eerste avond van de opstandingsdag. Ik weet niet hoe dat bij u is, maar bij mij roept dat gelijk al een vraag op. Waarom  is Thomas er niet bij? Ik ga er maar even van uit dat er geen praktische reden aan ten grondslag ligt, zoals dat hij moest werken of dat hij een afspraak had bij de dokter. Nee, Thomas is er gewoon niet en dt is toch vreemd. Vergelijk het maar eens met een situatie uit onze eigen tijd. Stel er is begrafenis en na de begrafenis komen alle kinderen bij elkaar, maar één van de kinderen is er niet. Dat is toch vreemd? Waarom niet? Je zou ook de vergelijking kunnen maken met onze kerkgemeenschap. Wij zijn nu bij elkaar, weliswaar op afstand, maar er zijn in de loop der jaren ook heel wat mensen afgehaakt. Zij zijn er niet meer bij. Waarom toch? Geloven ze niet meer? Ik kan niet in het hart van Thomas of al die afhakers kijken, maar ik kan er wel naar gissen. Heeft het misschien te maken met teleurstelling. Ja, veel mensen, hebben de kerk verlaten omdat ze misschien hoge verwachtingen hadden van de kerk, zoals de idee dat mensen binnen e kerk op een andere manier met elkaar omgaan. Maar dan blijkt dat ook binnen de kerk op een ordinaire manier ruzie kan worden gemaakt. Dat we echt niet zoveel anders zijn als anderen. Wegblijven dus uit teleurstelling. Of misschien nog wel erger: uit boosheid. Omdat bepaalde beloftes niet zijn nagekomen. Mensen hadden iets anders van God verwacht of van de kerkenraad of van vrijwilligers of de dominee. Ja, de dominee heeft beloofd om nog eens langs te komen, maar ik heb hem of haar nooit meer gezien. Boosheid dus. Of wegblijven omdat je binnen de kerk geen ruimte meer ervaart. Door de jaren heen ben jij sterk veranderd en ben je niet meer dezelfde als vroeger. Over veel dingen denk je niet meer hetzelfde, je hebt je vragen, twijfels, maar je hebt ook het gevoel dat daar niet over gesproken kan worden, dat anderen zijn blijven steken. Wegblijven dus omdat je geen ruimte ervaart. Tenslotte zou je ook nog kunnen wegblijven uit pure onverschilligheid. Het zegt je allemaal niks en het heeft je ook nooit iets gezegd. Ja, je bent ooit in de kerk terecht gekomen, vanwege de traditie, je ouders, maar het heeft je nooit echt geraakt. Het is helaas de ervaring van heel veel mensen die langzaam wegglijden uit ons midden en tenslotte afhaken. Dit zijn allemaal motieven waarom iemand er niet meer bij is en misschien geldt één van die motieven ook wel voor Thomas. We weten het natuurlijk niet, ja eigenlijk weten we helemaal niet zoveel over Thomas. Op slechts twee andere plaatsen wordt hij in het evangelie genoemd, en toch laten die plaatsen wel iets zien van zijn karakter. De eerste keer horen wij van Thomas als Jezus met zijn leerlingen in de buurt van Betanie is. Daar krijgen ze het bericht dat Lazarus ziek is. Jezus wil er graag naar toe, maar de leerlingen zien dat niet zitten. Betanië ligt immers in Judea en de joden daar zijn van plan om Jezus te stenigen. Toch wil Jezus er naar toe en hij krijgt bijval van Thomas. Het is Thomas die zegt: kom laten we gaan om met hem te sterven. Thomas laat zich hier kennen als een nuchter iemand, hij denkt te weten wat er gaat gebeuren en tegelijkertijd schrikt hij er ook niet voor terug. Hij is realistisch, consequent en Trouw. Als Jezus die weg wil gaan, nou dan gaan wij gewoon met hem mee. De tweede keer dat we Thomas tegenkomen is wanneer Jezus tegen zijn leerlingen zegt: Wanneer ik ben weggegaan en alles voor jullie heb klaar gemaakt, kom ik terug om jullie op te halen. Jullie weten waar ik naar toe ga, en jullie weten de weg daarheen. Het zijn cryptische woorden en je kunt je afvragen of de leerlingen Jezus echt wel begrepen hebben. Vermoedelijk zitten ze er bij, kijken elkaar aan met een blik van: weet jij het? Maar niemand zegt het. Dan is het Thomas die zijn mond los doet en de vraag hardop stelt: Heer, we weten niet eens waar u naar toe gaat. Hoe kunnen wij dan de weg weten? Uit die twee passages leren we Thomas kennen als een man die nuchter blijft, die trouw is en die kritische vragen durft te stellen. Als ik zou moeten gokken dan denk ik zelf dat Thomas er op die eerste avond van Pasen niet bij was uit teleurstelling. Jezus had het leven beloofd, maar hij had enkel de dood gezien. Hij is teleurgesteld en blijft een realist, hij blijft bij de feiten. Eigenlijk geldt dat ook voor die reactie van Thomas als de leerlingen zeggen dat ze Jezus hebben gezien. Thomas zegt dan: ik zal het alleen geloven als ik zijn wonden heb gezien! Als je daarover nadenkt is dat best een merkwaardige reactie. De leerlingen zijn uitgelaten omdat ze Jezus hebben gezien, maar Thomas kan daar niet zo veel mee. Het lijkt wel alsof hij de link niet kan maken met de Jezus die hij heeft zien sterven. Je kan wel jubelen dat je Jezus hebt gezien, maar is dat wel dezelfde Jezus als die wij hebben gekend en waar zijn zijn wonden dan? Er bestaat een mooie legende over Sint Maarten die ongeveer hetzelfde zegt. U weet dat Sint Maarten ooit een bedelaar tegenkwam en de helft van zijn mantel aan de arme man gaf. Later kreeg hij een droom en daarin zegt Jezus tegen Maarten dat hij die arme man was. Welnu die oude legende vertelt dat op een dag ook de duivel aan St Maarten verschijnt. Hij wil hem misleiden. Maar St. Maarten is niet dom en vraagt onmiddellijk: Als je Christus bent, waar zijn dan je wonden? Dat is ook wat Thomas wil weten. Hij neemt geen genoegen met het jubelgeloof van zijn medeleerlingen. Christus kan dan wel opgestaan zijn, maar als hij niet opgestaan is met de wonden die hij in het leven heeft opgelopen, dan is hij Christus niet. Thomas is dus helemaal niet ongelovig, zoals wij hem noemen, maar hij probeert zijn geloof te verankeren in deze wereld, en terecht. Wat opvalt is dat Jezus, als hij opnieuw, in hun midden verschijnt Thomas ook helemaal niet terechtwijst. Nee, integendeel, Jezus nodigt hem juist uit om zijn wonden aan te raken. En daar vindt de omkeer plaats. Na het zien van de wonden roept Thomas uit: mijn Heer, en mijn God. Eigenlijk is het een dubbele belijdenis. Thomas ziet twee dingen: hij ziet zijn Heer, Jezus met zijn wonden, en hij ziet, zou je kunnen zeggen, in die wonden God. 

Lieve mensen, wat nemen wij van Pasen mee? Dat is geen gemakkelijke vraag. Dat is ook geen vraag die je kunt afdoen met een antwoord als: geloof het nu maar, het is zo. Geloven heeft niets te maken met feiten, of geloven op gezag omdat iemand het zegt. Nee wie dat doet, zegt de Tsjechische priester Tomas Halik, gebruikt de verkeerde aanvliegroute. Hij zegt: Het is normaal dat mensen twijfels en kritische vragen hebben over het geloof. We hebben het namelijk over een mysterie, niet over een probleem waar een oplossing voor moet komen. Een probleem kun je oplossen, maar een mysterie lokt uit om dieper en dieper te graven. En dat laatste is wat Thomas doet. In de wonden van Christus zoekt hij naar God en vindt hij God. Geloven dus, als zoeken en kijken, kijken in het donker, kijken in de wonden, kijken in het lege graf en daarin soms licht zien, leven, de opgestane. Nee dat is geen kwestie van zeker weten, maar van doen, van je er aan toevertrouwen. 

Laten we zo kijken, laten we elkaar daarbij ook helpen, kijken, vol geloof, naar onze wereld, naar elkaar en naar onszelf, naar de wonden, de kwetsuren, naar the crack in everything, zoals Leonard Cohen ooit zei, naar de breuken in het leven, want that is how the light comes in, want dat is de  plaats waar het licht zal binnenstromen. 

In de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen. 

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *