
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Je staat er nooit zo bij stil, maar op weg hier naar de kerk ben ik vanmorgen, net als u, heel wat deuren gepasseerd. Dat begon al bij het opstaan: de deur van de slaapkamer, de deur naar de woonkamer, de deur naar het toilet, de deur naar de badkamer, en weer wat later: de voordeur, de autodeur, de deur van de consistorie en als laatste die deur daar… Al gauw zo’n stuk of 10, maar om nou vanmorgen te zeggen “ik heb Jezus ontmoet”, nee, dat niet. En toch zegt Jezus: “ik ben de deur”. Op het eerste gehoor is het een wat rare vergelijking. Niet dat we moeite hebben met wat een deur is, maar wel met wat Jezus ermee bedoelt. Een klassiek antwoord is natuurlijk dat Jezus de deur naar de hemel is. De toegang tot God. Bij die uitleg past ook een uitspraak als “niemand komt tot de vader dan door mij” maar toch wil ik vanmorgen die uitleg wat laten zitten, het gaat hier volgens mij om meer. Als je denkt aan de deur van de hemel dan denk heeft de deur maar één functie, namelijk die van een toegang, je moet zien dat je erdoor naar binnengaat. Bij de deur van de hemel gaat het eigenlijk om eenrichtingsverkeer. Als je verhaal van vandaag goed leest, dan ontdek je dat het niet om eenrichtingsverkeer gaat, maar om tweerichtingsverkeer. Jezus vergelijkt zichzelf niet met zomaar een deur, maar met de deur van een schaapskooi. Door die deur gaan de schapen naar binnen en ook weer naar buiten. Dat Jezus zichzelf vergelijkt met de deur van een schaapskooi was in zijn dagen een beeld dat de mensen wel begrepen. Ik heb hier een plaatje van hoe zo’n schaapskooi eruit gezien zou kunnen hebben en hoe ze er vandaag de dag in sommige landen nog steeds uit ziet. Na een dag over de velden gezworven te hebben, bracht de herder tegen de avond zijn schapen bij elkaar in een kooi. Dat was ook nodig, want in de nacht loerden er allerlei gevaren: rovers en wilde dieren. Als je op het plaatje kijkt dan heeft de kooi eigenlijk helemaal geen deur. Dat klopt ook. De herder is zelf namelijk de deur. Bij binnenkomst van de schapen gaat de herder wijdbeens boven de opening staan. De schapen lopen onder hem door. Zo heeft hij de mogelijkheid ze één voor één te tellen en naar binnen te leiden. Als alle schapen binnenzijn gaat ook de herder zelf slapen. Hij gaat liggen in de opening van de kooi. Met zijn eigen lichaam sluit hij dus de kooi af. In het verhaal zoals wij dat lazen lopen de beelden soms wat door elkaar. Dan heeft het Jezus het weer over de goede herder, waarmee hij of zichzelf bedoelt, of God, en dan weer over de deur. Met dit plaatje in ons achterhoofd wordt het allemaal wat duidelijker. Een mens kan beide tegelijk zijn, zowel de herder als de deur. Met dit plaatje wordt ook duidelijk dat een deur bedoelt is voor twee richtingsverkeer. ’s avonds komen de schapen erdoor naar binnen, s morgens gaan ze erdoor naar buiten. in de gelijkenis die Jezus vertelt gaat het allemaal heel soepel. De deur is er nooit een barrière, een deur waar je tegen aan loopt. Precies op het juiste moment, namelijk in de nacht, is de deur gesloten, en in de morgen geopend. Eigenlijk merken de schapen niet eens dat er zoiets is als een deur. In ons leven wil dat nog wel eens anders zijn. Deuren zijn niet altijd even meegaand. Soms wil je ergens naar binnen, maar blijkt de deur op slot te zijn. In dat verband vind ik het eigenlijk heel vreemd dat heel veel kerken door de week hun deuren op slot houden. Wat we de mond belijden, namelijk bij God ben je altijd welkom, in onze gemeente ben je altijd welkom, blijkt in de praktijk nog wel eens anders te zijn. Maar goed daar heb ik het nu niet over. Je kunt ook voor gesloten deuren staan als je bijvoorbeeld op zoek bent naar ander werk en de ene na de andere sollicitatiebrief wordt afgewezen. Het voelt dan alsof je nergens welkom bent, alsof niemand je wilt hebben. Het kan ook zijn dat we een deur ervaren in de omgang met mensen. Dat is als je geen toegang tot de ander krijgt. Je kunt wel met hem of haar praten, maar er komt geen reactie, de ander is onbereikbaar, heeft zich letterijk afgesloten. Dit zijn voorbeelden waarbij voor gesloten deuren staan die ons beletten om ergens naar binnen te gaan. Maar het kan ook andersom. We komen ook gesloten deuren tegen die ons beletten om naar buiten te gaan. Dat voelen we ons opgesloten. Soms heel letterlijk zoals gevangen dat kunnen ervaren of mensen achter gesloten deuren in een verpleeghuis, maar ook figuurlijk, bijvoorbeeld mensen die rondlopen met een groot geheim, of mensen die zich onderdrukt voelen of niet kunnen zijn wie ze graag willen zijn, mensen die zich niet kunnen ontplooien, mensen die zich opgesloten voelen in hun huwelijk of relatie, mensen die te maken hebben met lichamelijke of psychische beperkingen. Onze ervaring is dus dat wij het in leven vaak voor deuren staan die gesloten zijn. Maar als Jezus zichzelf vergelijkt met een deur dan is dat heel anders. Hij is een deur waar je eigenlijk geen last van hebt, waar je geen weet van hebt én toch zouden we hem niet kunnen missen. Zonder de deur van de schaapskooi zijn de schapen in de nacht overgeleverd aan de wilde dieren en zonder de deur in de schaapskooi lopen de schapen het risico dat ze overdag verdwalen, dat ze uitwaaieren over de velden zonder richting.
Dat wil Jezus niet. De gelijkenis maakt duidelijk dat het hem te doen is om twee aspecten van het leven: veiligheid, geborgenheid en naar buiten gaan zonder te verdwalen. Met zijn verhalen over God, met wat hij doet, wil Jezus voor zijn leerlingen, voor ons precies dat zijn. Een deur, die we nodig hebben, maar ook een deur die ons niet in de weg staat. Wist u dat vanouds de schaapskooi wordt gezien als symbool voor de synagoge en de kerk. Binnen is dan de plaats waar we de stem horen, de woorden van Jezus. Daar komen we ook op verhaal, tot bezinning en rust. In de kerk, in het horen van de verhalen horen we wie wij als mens ten diepste zijn. Hier worden we bij name gekend. Hier raken we vertrouwd met de stem van God die spreekt in ons innerlijk. Als we weer naar buiten gaan, dan houden we dat vast. Dan merken we niet op eigen kracht verder gaan. We worden niet aan ons lot overgelaten. Jezus gaat ons daarin voor. En de schapen volgen Hem, omdat zij zijn stem kennen.
Dat kennen van die stem speelt in dit verhaal een belangrijke rol. Er wordt gezegd dat de schapen weten wie hun herder is. Een vreemde stem zullen ze niet herkennen en dus zullen ze zo’n herder ook niet volgen. Daarom roept de herder zijn schapen bij name. Voor ons lijkt ieder schaap misschien hetzelfde, maar dat zijn ze voor een goede herder niet. Die kent zijn schapen ieder voor zich en zo kon hij aan zijn schapen ook koosnamen geven: witneus, langoor enz. Het naar buiten gaan van de schapen is ook nog niet zo’n makkelijk zaak. Schapen doen dat niet vanzelf. Letterlijk staat er dan ook dat de herder de schapen naar buiten moet werpen. Met zachte hand duwt hij ze buiten de omheining. Wij kennen dat misschien ook wel, dat we soms liever hier in de kerk blijven om bij elkaar schuilen. Hier is het veilig en geborgen, maar hier horen we niet. Na de nacht komt een nieuwe morgen waarin we naar buiten moeten gaan. Elke kerkdienst eindigt dan ook met de wegzending. Maar eenmaal buiten horen de schapen naar de stem van de herder. Die zullen ze volgen. Wie volgen wij eigenlijk als we buiten staan? Welke stem herkennen wij? Er zijn nogal wat lieden die zich buiten de kooi als herders opwerpen: politici, orenwassers, praatjesmakers en noem maar op. Volgen we die? Zijn zij goede herders? Hoe kom je daar trouwens achter?
Jezus noemt zichzelf de goede herder. Hij legt aan zijn leerlingen ook uit wat dat is. Dat is een herder die begaan is met zijn schapen. Van een goede herder mag je verwachten dat die zijn schapen thuis brengt en leidt naar frisse waterstromen en malse weiden. Een goede herder zet zijn leven in voor zijn schapen wanneer het gevaar dreigt van de wilde dieren.
Daarmee staat de goede herder nadrukkelijk tegenover de huurling. Een huurling verdient de titel van herder niet omdat de schapen hem niet ter harte gaan. Niet dat ze niet goed zouden zijn voor de dieren, maar ze gaan hem niet ter harte. Ze denken als er gevaar dreigt in de eerste plaats aan zichzelf, aan hun eigen hachje. Dus laten ze de schapen in de steek en vluchten. Als wij straks buiten de kooi van deze kerk staan, kunnen we daaraan zien wie onze herder zal zijn. Zijn al die dingen en personen waarop wij ons vertrouwen stellen werkelijk met ons begaan of zijn ze er voor hun eigen belang. Trouwens je kunt de vraag ook omdraaien. Voor wie zijn wij een goede herder? Wat gaat ons ter harte? Mensen? Dieren? Natuur? Onze auto? Onze gezondheid?
Gemeente van onze Heer Jezus Christus, het beeld van Jezus als de goede herder is bij ons overbekend, maar het is geen onschuldig en lieflijk beeld. Als wij zeggen dat de Heer onze Herder is, dan klinkt dat meer als een belijdenis. Dat wij in dit leven ervoor kiezen om ons vertrouwen te stellen op Hem. Al die andere machten, mensen en dingen die zich voor herders uitgeven, ontmaskeren we daarmee als huurlingen. Zingen “de Heer is mijn Herder” is dan ook je vertrouwen stellen op God en je leven daarna inrichten. Hem volgen, hem alleen.
Gemeente, zo mogen wij dan weten dat de Heer onze Herder is. Hij zal ons geleiden naar grazige weiden, Hij voert ons naar wateren van rust.
In de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen.