
Lieve mensen,
Als er één lied is dat wat mij betreft in de oudejaarsdienst niet mag ontbreken dan is het wel lied 511, een gedicht, een gebed eigenlijk van Dietrich Bonhoeffer “Von Guten mächten, treu und stil umgeben”. Het lied werd in het Nederlands vertaald door Jan Willem Schulte Nordholt en is op melodie gezet door Adriaan Schuurman. Ik wil zometeen met u over dit lied mediteren. Laten we nu eerst luisteren naar de eerste twee verzen…
Door goede machten trouw en stil omgeven,
behoed, getroost, zo wonderlijk en klaar,
zo wil ik graag met u, mijn liefsten, leven,
en met u ingaan in het nieuwe jaar.
Wil nog de oude pijn ons hart vernielen,
drukt nog de last van ‘t leed dat ons beklemt,
o Heer, geef onze opgejaagde zielen
het heil waarvoor Gij zelf ons hebt bestemd.
We staan vanavond op de drempel van een nieuw jaar. Het afgelopen jaar is een bizar jaar geweest. Toen we in de oudejaarsdienst van 2019 vooruit keken, had niemand verwacht dat het jaar zo zou lopen. Vanaf maart stond de wereld op z’n kop. Vanaf dat moment stond alles alleen nog maar in het teken van het coronavirus. Behalve dat het ons sociale leven heeft ontwricht, heeft het ook heel wat leed veroorzaakt. Ik denk aan de mensen die dit virus hebben gekregen, zwaar ziek zijn geworden en het soms niet hebben overleefd. Ik denk ook aan de eenzaamheid die het gevolg was van de preventiemaatregelen. Ik denk aan het gebrek aan lichamelijk contact, nabijheid en warmte en voor ons als kerkgemeenschap denk ik aan wat dit alles betekende voor de kerkgang. Bijna negen maanden zit de kerk fysiek op slot. In de geschiedenis van honderden jaren kerkgang is zoiets nog nooit voorgekomen. We missen het, we missen elkaar, ik mis u. Gelukkig gloort er weer licht aan de horizon. Overal worden programma’s uitgezet om de bevolking massaal te vaccineren, maar helemaal gerust zijn we er ook nog niet op. Als we voorzichtig een blik vooruit werpen op 2021 dan blijft dat voor ons een jaar vol onzekerheid. Zullen de vaccins doen wat ze beloven? Wat zal er gaan gebeuren met de nieuwe gemuteerde variant van het virus? Hoe gaan bedrijven dit alles overleven? Hoe ziet de toekomst van mensen eruit die door het virus zonder werk zijn komen te zitten? En vooral: wanneer kan onze samenleving weer terug naar het gewone leven zoals we dat gewend waren…
Nee als we op het laatste jaar terugkijken dan was het een jaar vol bedreiging, vol boze machten zou je kunnen zeggen. Des te opmerkelijker is het dat Bonhoeffer zijn lied begint met “door goede machten trouw en stil omgeven”. Nu zou je kunnen denken: dit is maar een vroom liedje, makkelijk praten, maar als je weet dat Bonhoeffer dit gedicht schreef op het moment dat hij in de gevangenis zat, weet je dat het geen makkelijk praten is. Bonhoeffer zat tijdens de kerstdagen van 1944 in één van de zwaarste gevangenissen, die van de gestapo. Hij was daar terecht gekomen door deelname aan een mislukte aanslag op Hitler. Als hij schrijft dat hij door goede machten trouw en stil omgeven is, dan is dat opmerkelijk, want feitelijk leefde hij temidden van boze machten. En toch heeft het over de goede machten, hoewel hij zeer waarschijnlijk wist dat zijn leven niet lang meer zou duren. Zo is het ook gegaan. Een paar maanden later werd hij op 9 april 1945 op persoonlijk bevel van Hitler geëxecuteerd. En toch zet Bonhoeffer tegenover de boze machten van zijn dagen, de goede machten. Wat hij daarmee precies bedoelt, kunnen we lezen in een begeleidende brief die hij stuurt aan zijn verloofde Maria. Bonhoeffer refereert in deze brief aan een oud kinderliedje dat hij zelf ook vaak zong: ‘twee engelen die mij toedekken, twee engelen die mij wekken, enz’. Engelen als goede machten om je heen. Bonhoeffer schrijft aan Maria: ‘Jullie zijn nu die engelen, jij, mijn ouders, jullie allemaal, vrienden, studenten, jullie zijn altijd aanwezig voor mij. Jullie gebeden, goede gedachten, Bijbelwoorden, allengs vergeten gesprekken, muziekstukken en boeken krijgen leven en werkelijkheid als nooit tevoren. Het is een groot en onzichtbaar rijk, waarin ik leef en aan de werkelijkheid waarvan ik niet twijfel!’ Probeer je dit eens te voorstellen. Je ziet hem eenzaam zitten in zijn koude cel en toch weet hij zich omgeven goede machten die voor hem concreet worden in geliefde mensen, hun gedachten, hun gebeden, maar ook bijbelwoorden, muziek en boeken. De goede machten kunnen kennelijk heel concreet zijn en dichtbij en tegelijkertijd kunnen ook wij die goede machten voor een ander zijn.
In het tweede vers bidt Bonhoeffer: O Heer geef onze opgejaagde zielen het heil waarvoor Gij zelf ons hebt bestemd. Ook dat is iets wat Bonhoeffer in die dagen op de been houdt, het geloof, het perspectief dat dit leven dat hij leidt de bedoeling niet is, maar dat we bestemd zijn voor wat anders, voor heil, of gewoner gezegd, voor heelheid. Ik hoop dat wij dat in onze tijd ook vast houden. Dat we de moed niet opgeven en ons vastklampen aan de gedachte dat we niet tot rampspoed bestemd zijn, maar tot heil. Daar moet het om gaan bij alles wat we doen en denken. Laten we verder luisteren:
En wilt Gij ons de bittre beker geven
met gal gevuld tot aan de hoogste rand,
dan nemen wij hem dankbaar zonder beven
aan uit uw goede, uw geliefde hand.
Maar wilt Gij ons nog eenmaal vreugde schenken
om deze wereld en haar zonneschijn,
leer ons wat is geleden dan herdenken,
geheel van U zal dan ons leven zijn.
Als je de woorden van het derde vers hoort, dan schrik je misschien toch wat terug. Wil mij de bittere beker te drinken geven, een beker met gal tot aan de hoogste rand gevuld. Wat is dat voor iemand, die dat zegt? Klinkt dat ook niet een beetje masochistisch. Wie goed luistert hoort hier ongetwijfeld de woorden van Jezus klinken in de hof van Gethsemane. Vader als het kan laat deze drinkbeker aan mij voorbij gaan, maar niet mijn wil geschiede maar uw wil. Dat Jezus dat gezegd heeft, dat geloven we wel en daarom hebben we hem ook hoog. Je moet wel een groot geloof hebben om je lot zo in handen van God te kunnen leggen. Het gevaar is dat we Bonhoeffer ook zo gaan zien, als een geloofsheld, maar dat beeld klopt niet. Ook Bonhoeffer was een mens zoals wij, vol twijfel, met een aangevochten geloof. Hij had dezelfde vragen vragen die we nu ook horen. Ja, de mens is bestemd tot heil, tot heelheid, dat is wat God wil, maar hoe rijmen we dat met wat we nu zien: een virus dat onze wereld in de greep houdt, dat slachtoffers maakt. Hoe rijmde Bonhoeffer dat in de gevangenis? Eigenlijk valt dat niet te rijmen, het enige wat de mens rest is je overgeven aan dat wat komt, in vertrouwen en tegelijkertijd is en blijft er de twijfel, de twijfel die ook Jezus kende. Bonhoeffer schreef daarover het volgende gedicht:
‘Wie ben ik?’
Wie ben ik?
Ze zeggen me vaak:
je treedt uit je cel
rustig blij en zeker
als een burchtheer uit zijn slot.
Wie ben ik?
Ze zeggen me vaak:
je spreekt met de bewakers
vrij rechtuit en vriendelijk
als was je hun heer
Wie ben ik?
Ze zeggen me ook:
je draagt je zwarte dagen
evenwichtig en waardig
als iemand die gewend is te overwinnen.
Ben ik werkelijk wat anderen van mij zeggen?
Of ben ik alleen wat ik weet van mijzelf:
onrustig vol heimwee
ziek als een gekooide vogel
snakkend naar lucht als werd ik gewurgd
hongerend naar kleuren naar bloemen en vogels
dorstend naar een woord naar een mens dichtbij
trillend van woede om willekeur om de geringste krenking
opgejaagd wachtend op iets groots
machteloos bang om vrienden in den vreemde
moe en te leeg om te bidden te danken te werken
murw en bereid om van alles afscheid te nemen?
Wie ben ik? De een of de ander?
Ben ik nu de een en morgen de ander?
Ben ik beiden tegelijk?
Huichel ik voor de mensen
en ben ik in mijzelf een verachtelijk huilende zwakkeling?
Lijkt wat nog in mij is op een verslagen leger
wanordelijk vluchtend na de verloren slag?
Wie ben ik? Ik ben een speelbal van mijn eenzaam vragen.
Wie ik ook ben Gij kent mij
ik ben van U mijn God.
Twijfel dus aan wie je bent en tegelijkertijd de ontdekking dat God wel weet wie je bent. God die groter is dan wij. Is het daarom dat Bonhoeffer in het vierde couplet kan zeggen: leer ons wat is geleden dan herdenken, geheel van U zal dan ons leven zijn. Het gaat er niet om het lijden dat er is in de wereld te ontkennen, of om er van weg te kijken, maar om het aan te zien, om er niet voor weg te lopen. Ook voor ons is dat een grote uitdaging bij alle problemen waarvoor wij in het leven gesteld zijn. Geloven is niet hetzelfde als “pluk de dag” of “lange leve de lol”, of “je leeft maar ‘één keer”, nee geloven, betekent het hele leven nemen zoals het komt, met angst en beven en tegelijkertijd in vol vertrouwen dat God ons kent, ons vasthoudt. Laten we luisteren naar de volgend de verzen:
Laat warm en stil de kaarsen branden heden,
die Gij hier in ons duister hebt gebracht,
breng als het kan ons samen, geef ons vrede.
Wij weten het, uw licht schijnt in de nacht.
Valt om ons heen steeds meer het diepe zwijgen,
de eenzaamheid, die nergens uitkomst ziet,
laat ons dan allerwege horen stijgen
tot lof van U het wereldwijde lied.
Laat stil en warm de kaarsen branden… het vers doet denken aan een mooi romantisch kersttafereel. Misschien dat Bonhoeffer daar tijdens die kerstdagen in de gevangenis ook aan gedacht heeft, maar romantisch zal het zeker niet geweest zijn. We kunnen nog zoveel kaarsen aansteken, daarmee maken we de wereld niet beter, mooier. Bijzonder is dan ook dat Bonhoeffer schrijft dat de brandende kaarsen niet door ons zijn aangestoken, maar door God, de kaarsen die Gij hier in ons duister hebt gebracht. Ongetwijfeld is dit een verwijzing naar de geboorte van Jezus, het licht voor de wereld. Het is voor Bonhoeffer een hoopvol teken. Er schijnt licht in de nacht, er gloort hoop, er is uitzicht. Opvallend is ook dat Bonhoeffer niet schrijft dat het licht het duister verdrijft, nee, het licht verschijnt in de nacht. Beide zullen er zijn in ons leven. De nacht, die hoort bij het leven, maar daar blijft het iet bij. Het zesde vers gaat over zingen en dat doet weer denken aan Paulus die met Silas in de gevangenis zat. Ook hij zong, tegen de klippen op. Zingen als teken van hoop dat het duister, de nacht, niet het laatste woord heeft.
In goede machten liefderijk geborgen
verwachten wij getroost wat komen mag.
God is met ons des avonds en des morgens,
is zeker met ons elke nieuwe dag.
Lieve mensen, ik hoop dat wij ook zo 2021 in moge gaan. Met vertrouwen, met moed, met hoop om te doen wat gedaan moet worden, om het leven te leven dat naar ons toekomst, maar bovenal om te weten dat wij in dat alles gedragen zijn door goede machten. Ja….
In goede machten liefderijk geborgen
verwachten wij getroost wat komen mag.
God is met ons des avonds en des morgens,
is zeker met ons elke nieuwe dag.
Amen…