De vreemdeling herbergen

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Vanaf aswoensdag is in de kerk de vastentijd begonnen. Een tijd om naar binnen te keren, om jezelf te onderzoeken en om God te zoeken. Je kunt dat op allerlei manieren doen. Tijd nemen om wat extra uit de bijbel te lezen, tijd nemen op wat meer de stilte op te zoeken of proberen je levensstijl wat te veranderen. Minder televisie kijken, minder vlees eten, minder alcohol of minder snoepen. In protestantse kring is deze manier van toeleven naar Pasen betrekkelijk nieuw. Heel vroeger was dit alleen iets voor de katholieken, maar gelukkig is dat veranderd en nemen we nu de goede dingen van elkaar over. Toch, als we nu vanmorgen naar de tekst uit Jesaja luisteren, dan wordt dat vasten van ons behoorlijk onder kritiek gesteld. Want, zo stelt Jesaja, dat vasten van jullie stelt niets voor. Als je denkt dat je alleen op die manier, door wat meer de stilte te zoeken of een beetje minder snoepen kunt werken aan je relatie met God dan heb je het goed mis. Eigenlijk ben je dan alleen maar met jezelf bezig. Waar blijft bij dit alles de ander? Wil je God zoeken, dan kun je niet om de ander, om je naaste heen. Jesaja is daar buitengewoon stellig in. Zo begint hij met de woorden: Zeker, de mensen zoeken God dag aan dag, vol verlangen om te ontdekken wat God wil en ze vragen naar Gods rechtvaardige voorschriften, ze verlangen naar Gods nabijheid, ja, de mensen vasten om dichter bij God te komen, maar wat stelt dat vasten voor? Of we de tekst nu leuk vinden of niet, het zijn geen woorden waar we zomaar omheen kunnen. Ons wordt gevraagd om te onderzoeken wat onze relatie met God precies inhoudt, wat het betekent dat we zeggen te geloven, te vertrouwen op God, wat het betekent voor onze levenshouding, voor onze politieke keuzes. 

In deze veertigdagentijd is het thema “ik ben er voor jou”. Elke zondag staan we stil bij één van de zeven werken van barmhartigheid. Vandaag is dat het herbergen van de vreemdeling, de vreemdeling onderdak bieden. Nu kunt u misschien denken: op dat punt zullen we het volgens Jesaja vast wel goed gedaan hebben. Ons land heeft toch van oudsher een lange traditie van het opnemen van vreemdelingen, hugenoten uit Frankrijk, de joden uit Duitsland en Spanje en weer veel later de gastarbeiders uit Marokko en Turkije en de politieke vluchtelingen uit tal van werelddelen. Dat is zeker waar, maar toch kun je bij al die gastvrijheid nog steeds de vraag stellen: zijn ze ook echt opgenomen? Ja, je kunt zelfs de vraag stellen of Nederland in het verleden echt wel zo tolerant was. We hebben dan wel veel mensen in ons land opgenomen, maar vaak hebben we er ook profijt van gehad, was dat opnemen van mensen niet altijd helemaal belangeloos. Ja, we laten ons als land graag voorstaan op onze tolerantie, maar hoe diep zit die tolerantie van ons? Is het niet zo dat wanneer het spant in de maatschappij zij die opgenomen leken, meteen weer als vreemdeling worden geduid? Meteen weer apart worden gezet? Toen de Joden vervolgd werden door een vreemde bezettingsmacht, hoe opgenomen bleken ze toen in ons land? Terwijl zij hier toch al eeuwen woonden. Werden ze toen echt gezien als één van ons, of waren ze toch weer die vreemdeling, die van elders? Hoeveel ruimte is er als het ons als maatschappij niet goed uitkomt vanwege de economie of vanwege de tijdgeest. Hoeveel vreemdeling kunnen we dan hebben? Nee, we kunnen de tekst uit Jesaja niet zomaar afdoen door te zeggen dat dit niet over ons gaat. 

Nu wil ik het met u vanmorgen niet hebben over hoe we als land met de vreemdeling, de vluchteling in ons midden moeten omgaan. Dat i, vind ik zelf, een heel ingewikkelde discussie die in de politiek dan ook tot grote verdeeldheid leid. Grof gezegd is politiek rechts zeer terughoudend als het gaat om het toelaten van vluchtelingen en wijst politiek links juist op een ruimer toelatingsbeleid. Wil je op een verjaardag ruzie krijgen dan moet je dus vooral hierover beginnen. Dat alles maakt preken over de opdracht om “de vreemdeling te herbergen” als één van de zeven werken van barmhartigheid heel hachelijk. Voor je het weet stoot je de ene helft van de kerkgangers van je af en vind je bijval bij de andere helft. Aan die discussie wil ik mij dan ook nu niet wagen. Daar komt bij dat je de opdracht om de bijbelse opdracht om de vreemdeling te herbergen ook niet zomaar één op één vertalen van de bijbel naar onze tijd. In de bijbel ging het zeker niet altijd over hele grote groepen van mensen, maar de bijbel denkt meer aan de enkeling. Het herbergen van de vreemdeling was van levensbelang net als de zorg voor de weduwe en de wees. Als je je niet om deze mensen bekommerde dan liet je hen eigenlijk aan hun lot over en waren ze ten dode opgeschreven. De mensen toen leefden niet in een veilige wereld zoals wij. Veilig was je vaak alleen binnen de muren van een stad of binnen een groep mensen die met elkaar een familiestam vormden. Daarom is het ook dat Sodom en Gomorra zo zwaar worden gestraft in Genesis als ze de vreemdelingen die bij de stad aankloppen om daar onderdak te vinden voor de nacht niet met alle gastvrijheid binnen halen. Als er later in de bijbel wordt gesproken over de zonde van Sodom en Gomorra dan gaat het niet over homoseksualiteit zoals er vaak van gemaakt is, maar altijd wordt Sodom en Gomorra verweten dat ze niet gastvrij waren. Bij de vreemdeling in de bijbel gaat het niet om die enorme stromen aan vluchtelingen, maar veel meer gewoon om mensen die veel dichter bij ons staan. Het kan gewoon gaan over je eigen buurman of die nieuwkomer die in ons dorp is komen wonen. Daarom wil ik het vanmorgen ook niet hebben over onze politieke keuzes. Voor nu vind ik het interessanter om een spade dieper te gaan. Wat is eigenlijk een vreemdeling, of nog anders gezegd, wie is eigenlijk de vreemdeling in ons midden en waarom maakt de bijbel zich zo druk over de vreemdeling? Want niet alleen in Mattheus, waar de zeven werken van barmhartigheid worden opgesomd, of eigenlijk zes, wordt de vreemdeling genoemd, maar eigenlijk door heel de bijbel heen. En overal luidt de opdracht om de vreemdeling te herbergen.  

Waarom vinden wij die opdracht zo moeilijk? Ik denk dat dat alles te maken heeft met onze angst voor het vreemde, voor dat wat anders is. Bij iemand die vreemd is weet je immers nooit wat zijn of haar bedoelingen zijn. Ik las een voorbeeld van iemand die op de parkeerplaats werd aangesproken door een vreemde mevrouw. De eerste reactie was, wat moet ze van me, wat wil ze. Onze eerste, misschien wel natuurlijke reactie, is er een van alertheid, oppassen geblazen terwijl dat lang niet altijd nodig is. Die mevrouw op de parkeerplaats wilde alleen maar die ander blij maken door het nog ongebruikte parkeerkaartje aan die ander te geven. Maar toch, het vreemde, de vreemdeling die op je afkomt, boezemt ons dus angst in en ja we willen de vreemdeling misschien wel herbergen, maar dan moet het vreemde er wel eerst af, eerst moet die ander zo worden dat wij het weer vertrouwen. We vragen dan aan de ander om zich aan te passen, om net zo te worden als wij, maar is dat eigelijk de echte gastvrijheid waar de bijbel het over heeft. Echte gastvrijheid gaat toch over het opnemen van de ander gewoon zoals die is, net zoals God ons opneemt, gewoon zoals we zijn. Als we in deze tijd willen vasten, willen werken aan onze relatie met God en met onze naaste, hoe kunnen we dat dan bereiken? 

Voor mij begint dat gewoon bij acceptatie, acceptatie in de eerste plaats dat die ander gewoon anders is dan ik en dat dat ook mag. Vervolgens kan het je helpen om toch naar binnen te keren bij jezelf en je af te vragen: waarom ben ik zo bang voor dat andere. Vaak zullen we dan ontdekken dat de ander jou iets laat zien wat ook in jezelf zit. Het is nu eenmaal een psychologische wet dat als je negatief over een ander denkt of praat dit je in feite herinnert aan wat je in jezelf nog ontkent, verdringt of wat er in jezelf onderontwikkeld is. Het zegt dus niet dat je slecht bent. Het zegt dat er iets in jezelf gespiegeld wordt wat om aandacht en acceptatie vraagt. Het gaat dan soms om eigen gevoelens van minderwaardigheid, verdriet en onbehagen. Hoe meer je zonder oordeel naar jezelf kunt kijken, des te minder je zult oordelen over anderen. Hoe minder bang je bent voor het vreemde in jezelf hoe minder bang je zult zijn voor het vreemde in de ander. Acceptatie van het vreemde in de ander begint dan ook met acceptatie van het vreemde in jezelf. Pas als je jezelf echt accepteert, met de omarming van het vreemde in jezelf, kun je tot een ontmoeting met de ander komen.

En daarom is het ook een bijbelse opdracht, ja zelfs de kern van de bijbel zoals Jezus zegt: heb je naaste lief als jezelf. Ik mag dat zinnetje zelf graag anders vertalen: heb je naaste lief, iemand die is zoals jij. Dus met andere woorden: je gaat anders naar de ander kijken, je kunt die ander liefhebben, als je ontdekt dat die ander op precies dezelfde manier in elkaar steekt als jij: voor jou staat niet een mens die je bedreigt, maar een mens die net als jij uit is op een beetje liefde, aandacht, bescherming, warmte en noem maar op. Zo zegt de bijbel het ook in Leviticus. “Behandel vreemdelingen die bij jullie wonen als geboren Israëlieten. Heb hen lief als jezelf”.

Want, wij zijn zelf vreemdelingen geweest in Egypte”. Dus, niet alleen ‘zij’ zijn vreemdeling, maar ook ‘wij’. 

Als wij van iemand kunnen leren wat echte gastvrijheid is, dan is het Jezus wel. Jezus vertelt ons een gelijkenis over iemand die een groot feestmaal wil aanrichten. Die iemand is natuurlijk God zelf. Op zijn feest horen we er allemaal bij, gewoon zoals we zijn. Op zijn feest worden mensen uitgenodigd niet om er zelf beter van te worden, mensen die jouw weer terug zouden kunnen uitnodigen, maar mensen die niets hebben, net als wij. Dat dat verlangen ons mag leiden in de veertigdagentijd.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *