Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
De zondag tussen hemelvaart en Pinksteren heeft in de traditie van de kerk een wat bijzondere naam: namelijk de zondag van het weeskind of wezenzondag. Je zou kunnen denken dat deze zondag zo heet om eens een keer speciale aandacht te schenken aan de wezen, maar dat is niet het geval. Nee, deze zondag heet zo omdat Jezus heeft gezegd dat hij na zijn heengaan zijn leerlingen niet als wezen zal achterlaten. Een belofte dus, maar hoe mooi die belofte ook is, zo voelt het in de dagen na hemelvaart voor de leerlingen waarschijnlijk niet. Met hemelvaart is Jezus van de aarde verdwenen en daar is nog niets voor in de plaats gekomen, het is nog geen Pinksteren geweest. De Geest, die vaak gezien wordt als de vervulling van de belofte waar Jezus het over heeft, is nog niet over de leerlingen uitgestort. Ook al heeft Jezus dus gezegd dat hij de leerlingen niet als wezen zal achterlaten, voelen ze zich waarschijnlijk wel als wezen. Je zou dus kunnen zeggen dat deze zondag een soort van tussentijd is. Aan de ene kan is het een zondag van terugkijken op wat er gebeurd is, met heimwee kijken naar het verleden, maar aan de andere kant ook een zondag om verwachtingsvol te kijken naar de toekomst, om te hopen op iets nieuws.
Met een beetje fantasie zou je ook kunnen zeggen dat niet alleen deze zondag een tussentijd is, maar dat heel ons leven een tussentijd is. Elke dag weer, elk uur, elke minuut, ja elke seconde staan wij immers op een snijpunt, het snijpunt van het verleden dat voorbij is en de toekomst die nog moet komen. Er zijn mensen die zeggen dat dit snijpunt van de tijd eigenlijk het enige werkelijke is. Er is alleen maar nu, iets anders is er niet. Het verleden is immers voorbij, zit alleen nog maar in ons hoofd in de vorm van een herinnering, en ook de toekomst is er nog niet, zit alleen maar in ons hoofd als een fantasie. En dat is nu zo, op dit moment, maar ook over een paar seconden, over een paar uur of over een paar dagen. Ja altijd leven wij precies op dat snijpunt van verleden en toekomt. Het leven speelt zich altijd af in het nu. Dat is wat er is. De vraag is nu voor ons, net als voor de leerlingen: hoe gaan wij daar als mensen mee om? Hoe leven wij in dat nu? Of anders gezegd: hoe blijven wij in dat nu? Vaak zie je dat mensen helemaal niet leven in het nu. Dat kan zijn als je bijvoorbeeld voortdurend bezig bent met het verleden. Je leeft dan als het ware alleen met je herinneringen, zonder dat je oog hebt voor wat er nu is. Je denkt alleen maar aan vroeger, met vreugde, heimwee of afschuw. Soms kan het zijn dat je het verleden daarbij ook idealiseert. Je herinnert je dan alleen nog maar de goede dingen en vergeet vooral de slechte. Het zijn de mensen die zeggen dat vroeger alles beter was. Omgekeerd kan natuurlijk ook: dan was in je herinnering je jeugd bijvoorbeeld alleen maar ellendig en vergeet je dat er ook goede momenten waren. Hoe het zei het verleden bestaat niet meer, nee het verleden is voorbij en zit alleen nog maar in je hoofd in de vorm van herinneringen. Het zou goed kunnen zijn dat ook de leerlingen niet leefden in het nu, maar dat ook zei enkel nog bezig waren met het verleden. Na zijn hemelvaart zaten ze misschien verdrietig bij elkaar en vertellen ze elkaar voortdurend de verhalen van die zogenaamde goede oude tijd. De dagen dat Jezus nog bij hen was, dat ze rechtstreeks van hem konden leren. De dagen dat Hij hun voorbeeld was, dat Hij hun kon troosten en bemoedigen. Dat alles is nu voorbij. Ja in die zin voelen ze zich misschien als wezen, verlaten door Jezus, door het verleden. Ze hebben alleen nog maar de verhalen over hem die ze hebben in hun hoofd.
De andere manier om niet te leven in het nu is om alleen maar bezig te zijn met de toekomst. Dat is dat je je alleen maar denkt hoe het allemaal zal worden, zal zijn. Dat is dat je hoopt dat je verlangens werkelijkheid worden, dat je dromen uitkomen, dat je denkt aan de dag van morgen. Het zijn de mensen die zeggen was het maar vast weekend, was het maar vast vakantie, alsof de tijd die er nu is niet bestaat. En ook hier bestaat het gevaar van idealiseren. Je stelt je de toekomst dan te rooskleurig voor. Alles zal van een leien dakje gaan, tegenslagen bestaan gewoon niet. Maar ook het omgekeerde kan gebeuren: dat is dat je de toekomst alleen maar heel somber ziet. Beide toekomstbeelden zijn zeer waarschijnlijk niet waar en te eenzijdig. Feit is dat we eenvoudigweg niet weten hoe de toekomst er uit zal zien. We weten het niet, maar het kan zijn dat ook de leerlingen na de hemelvaart van Jezus wegvluchten uit het nu door alleen met de toekomst bezig te zijn. Wat zou Jezus toch bedoeld hebben met zijn belofte dat Hij hen niet als wezen zou achterlaten. Bedoelt hij soms toch dat het koninkrijk van God spoedig zal aanbreken. Iets waar hij vaak over sprak. Is Jezus misschien de nieuwe koning van dat koninkrijk? Ja, wie weet wat daar nog van staat te gebeuren. Hoe het ook zei: door alleen maar met de herinneringen aan het verleden te leven of de fantasie over de toekomst, leven we in beide gevallen niet in het nu. Beide manieren van leven maken dat je geen oog hebt voor wat er nu is, dat je niet open staat voor wat er naar je naar toekomt. Wat beide manieren in feite doen, is: de tijd bevriezen in gestolde beelden: gestolde beelden van het verleden of gestolde beelden van de toekomst. Maar beide zijn niet juist, de tijd is altijd in beweging en ik denk dat het precies in die beweging is dat Jezus zijn leerlingen wil meenemen. Ja, het zou wel eens kunnen zijn dat we zijn belofte ,dat Hij ons niet als wezen zal achterlaten alleen maar kunnen zien als we leven in het nu, in de beweging van de tijd, in de beweging van God. Even tussen twee haakjes: U weet dat de naam van God, JHWH, afgeleid is van het werkwoord “zijn”. Ja de mensen in de tijd van de Bijbel hadden het goed gezien. God is in niet vast te leggen in plaatjes, hij is altijd anders, altijd in beweging en daarom wordt hij terecht de levende God genoemd.
En toch, waarom doen we dat dan zo vaak niet? Waarom kost het ons zo’n moeite om open te staan voor wat er is, om te blijven in het moment. Misschien komt dat wel omdat we het eng vinden. Want als we leven in het nu, bij het moment, is er in feite niets waaraan wij ons kunnen vastklampen. Als we leven in het moment is er eigenlijk niets anders dan dat we moeten vertrouwen, vertrouwen op de belofte die Jezus ons gedaan heeft. Dat is eng en daarom houden we van die gestolde plaatjes, dan weet je tenminste hoe het zit, of denk je te weten hoe het zit, daarom houden we van zwart-wit denken, van de wereld vastleggen in beelden van: zo is het nu eenmaal en er verandert toch nooit wat. We kennen allemaal de uitdrukking: eens een dief altijd een dief of een dubbeltje wordt nooit een kwartje. Het zijn allemaal uitingen van denken die ontkennen dat de tijd beweegt, dat het leven beweegt.
Vandaag hebben we in het evangelie gelezen hoe Jezus wil dat de leerlingen na zijn vertrek verder gaan. Het is het slot van het zogenaamde hogepriesterlijk gebed. De woorden zijn geschreven in de typische taal van de evangelist Johannes. Het zijn geen gemakkelijke woorden en ook zijn het woorden die je makkelijk kunt misverstaan. Als je Jezus in het evangelie-gedeelte van vandaag hoort spreken over de wereld dan krijg je al snel de indruk dat alles toch vast ligt: woorden als “de wereld haat jullie” of “jullie horen niet bij de wereld”. Omdat we zo graag vasthouden aan de gestolde beelden van het verleden of de gestolde plaatjes van de toekomst, denk je te weten wat Jezus hier bedoelt, namelijk: de wereld is slecht, kijk maar naar de geschiedenis, het is niets dan ellende. In de wereld moet je niet wezen. Nee, je moet de andere opkijken, naar God, daar moet je zijn, daar is alles goed. We horen de woorden van Jezus al snel in termen van zwart-wit, in termen van de wereld is nu eenmaal zo, daar verandert niets meer aan. Die beelden zitten diep en in de geschiedenis zijn er ook altijd weer christenen geweest die meenden dat zij zich daarom ook ver van de wereld moesten houden, maar is dat echt wat Jezus bedoeld te zeggen?
Ik ben ervan overtuigd dat we brokken maken als we de woorden van Jezus lezen als de beschrijving van een toestand, van een vastgelegd plaatje. Als je dat doet, ja dan lijkt het inderdaad zo te zijn dat er een blijvende tegenstelling is tussen de wereld en Jezus of tussen de wereld en de kerk, waarbij de wereld per definitie slecht is en Jezus of de kerk goed. Maar volgens mij gaan de woorden van Jezus niet over een toestand maar juist over beweging, over God, die een en al beweging is. Eigenlijk krijgen de leerlingen, en ook wij, de opdracht om de beweging gaande te houden. Om ons niet neer te leggen bij het is nu eenmaal zoals het is, maar om open te staan voor de belofte dat het anders kan en anders wordt. Dat moeten de leerlingen laten zien in deze wereld, dat is hun opdracht. De wereld is dus niet de plaats waar ze zich uit moeten terugtrekken, nee de wereld is juist de plaats waar ze moeten zijn, want in die wereld valt nog heel wat werk te verzetten. Overal waar tegenstellingen zijn tussen mensen, waar oorlogen mensen verdelen, waar de wereld is opgedeeld in arm en rijk, waar aan de ene kant mensen honger lijden en aan de andere kant mensen de overvloed niet op kunnen, waar mensen van elkaar worden gescheiden op grond van huidskleur, afkomst, sekse, geaardheid of wat niet al. Overal in de wereld waar die scheidingen bestaan en waar mensen zich erbij hebben neergelegd, is er werk aan de winkel. Het is onze roeping als leerlingen om ons er niet bij neer te leggen. Nee Jezus wil juist een omgekeerde beweging: niet wegvluchten uit de wereld naar God toe, maar juist van God uit leven naar de wereld toe. In de taal van het gebed zegt Jezus het zo: de Vader vervult de Zoon, de Zoon vervult de leerlingen en jullie, mijn leerlingen, vervullen de wereld. Dat is wat ons te doen staat in de tussentijd, altijd weer. Leven in het nu, openstaan voor de liefde van God, die naar ons toekomst, die in ons is en die we moeten doorvloeien naar de wereld. Zo houden we de toekomst van God open, leven wij van de belofte.
In de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen.