Als de kat van huis is…

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel. Zo luidt een oud spreekwoord. Het spreekwoord wil zeggen dat mensen leiding, een baas, nodig hebben, want als die ontbreekt, gaat ieder z’n eigen gang. Dan wordt het een chaos. Kennelijk hebben we autoriteiten nodig, zo zegt het spreekwoord, mensen met macht om ons in het gareel te houden, om ons in bedwang te houden. Elke leraar of lerares weet dat. Als je even de klas verlaat, ook al bindt je je leerlingen nog zo op het hart om stil en rustig door te werken, de kans is groot dat de leerlingen toch misbruik maken van de afwezigheid van hun leerkracht. Het hoort bij het puberbrein dat grenzen opzoekt. Maar is dat bij volwassenen zoveel anders? Natuurlijk, wij zijn een stuk gedisciplineerder. We weten echt wel waar onze grenzen liggen en kunnen ons daar doorgaans ook redelijk aan houden. En toch we zien het in deze tijd van corona. Nu de teugels weer wat losser worden gelaten, zoeken ook wij volwassenen de grenzen weer op. Het is weer druk in de steden en stranden lopen vol. Nee, ook als volwassen houden we ons zonder autoriteit niet als vanzelf aan de regels. Daarom maken  ouderen zich ook vaak zorgen over hun kinderen. Zeker als ze voelen dat hun einde gekomen is. Ik hoop maar, zeggen ze dan, dat ze het goed met elkaar kunnen blijven vinden, ook als ik er niet meer ben. Kennelijk voelen ze aan dat zij als ouder, als autoriteit, de kinderen bij elkaar houden. Die zorg is soms overbodig, maar soms ook terecht. Want we kennen allemaal wel die situaties waarbij gezinnen na het sterven van vader of moeder uit elkaar zijn gevallen, vaak vanwege kwesties rondom de erfenis. Ja, we weten als volwassenen best wel waar onze grenzen liggen, maar het valt nog niet altijd mee om je er ook aan te houden. En wat te denken van menselijk gedrag op wereldschaal. Kijk maar eens wat er gebeurd als er zich ergens een ramp voordoet waardoor de autoriteiten even niet beschikbaar zijn. Binnen de kortste keren worden winkels leeg geplunderd en gaat ieder z’n eigen gang. Nee, in het spreekwoord lijkt een diepe waarheid te zitten: als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.

Nu zou ik vandaag Jezus niet graag willen vergelijken met een kat, maar in zekere zin gaat het daar vandaag wel over. Hoe gaan de leerlingen met elkaar om, als Jezus niet langer lichamelijk bij hen aanwezig is. Dat is de vraag. Vervallen ook zij tot een zootje ongeregeld of is ergens aan hen toch af te lezen dat ze zo kunnen leven als was Jezus nog steeds onder hen aanwezig. Jezus is er niet gerust op. Het gebed dat Jezus in het gedeelte uit Johannes dat wij gelezen hebben bidt, doet denken aan die ouderen die zich zorgen maken over hun kinderen. Als je het in het geheel leest, klinkt het als een zeer hartstochtelijk gebed. Laat hen allen één zijn Vader… en… Ik heb hen laten delen in de grootheid die u mij gegeven hebt, opdat zij één zouden zijn zoals wij. Jezus voelt in dit gebed dat hij afscheid moet nemen van de wereld en hij is bezorgd over hoe het verder gaat met de leerlingen zonder Hem. Waar hij met name bang voor is, is dat de leerlingen weer opgaan in de wereld. Dat ze weer worden net als de wereld alsof er niets gebeurd is. Jezus bidt ook dan ook: Ik vraag niet of U hen uit de wereld weg wilt nemen, maar of u hen wilt beschermen tegen de duivel. Ze horen niet bij de wereld, net zoals ik niet bij de wereld hoor. Wat Jezus daar wil zeggen, daar kom ik straks op terug. Maar wat hier voor de leerlingen geldt, geldt natuurlijk ook voor ons. Ook wij, in de een-en-twintigste eeuw zouden onszelf deze vragen kunnen stellen.  Wat vind je bij ons, met al die kerken, kerkjes en stromingen, terug van die eenheid? Waar staan wij nu als kerk, als christenen, als gelovigen? Kun je aan ons aflezen dat wij “anders” zijn dan de wereld. Of maakt het allemaal niet uit en zijn christenen of gelovigen als het puntje bij paaltje komt gewoon hetzelfde als ieder ander. En als dat niet zo is, waarin maken wij dat het verschil? Er is een tijd geweest dat het verschil heel duidelijk was. In de opvoeding kregen christenen met de paplepel ingegeven hoe ze moesten leven. En dat betrof niet alleen het innerlijke geloofsleven, maar ook het leven van alle dag. Niet werken op zondag, een christelijke school bezoeken, een christelijke partij stemmen, en ja in sommige streken was het zelfs zichtbaar tot in de kleding toe. In zekere zin had de kerk de autoriteit van Jezus overgenomen. Ze was als de kat die de muizen in bedwang hield. Niemand van ons wil nog terug naar die tijd. Het waren vaak regels of voorschriften die je van buiten waren opgelegd. We hebben er ons voor een deel van bevrijd, maar de vraag blijft dan wel: waaraan kun je bij ons zien dat wij wel in de wereld zijn, maar dat we niet van de wereld zijn, waaraan kun je bij ons nog zien dat wij werkelijk één zijn zoals Jezus bidt. Dansen wij nu op de tafel nu ook na Jezus, of de kerk als kat van huis is? 

Nu wil ik vandaag niet pleiten voor nieuwe regels, of een nieuw soort van eenheid. De roep om een nieuwe kat zien we al vaak genoeg in ons land. Als we ons bedreigd voelen, als het economische klimaat onzeker is, dan staan er altijd wel mensen op die roepen om meer gezag, om meer regels, om meer eenheid. Het griezelige daarvan is dat het heel vaak gaat om een eenheid die tegelijkertijd anderen buitensluit. Zo wordt er geroepen om eenheid van Nederlanders, maar de keerzijde is dat mensen met een andere nationaliteit er niet in thuis horen. Ook christenen hebben dat gedaan. Je kunt je zo één voelen met elkaar dat er maar weinig ruimte is voor andersdenkenden, of mensen die anders zijn. Daar wil ik dus niet voor pleiten. Het verlangen naar eenheid, waarvoor Jezus bidt, is niet in de eerste plaats een eenheid van mensen die het goed met elkaar kunnen vinden, maar een eenheid in en met God. Samen vinden wij elkaar in de Ene die alles overstijgt, die anders is dan wij maar kunnen denken. Daar moet het beginnen en dat heeft ook Jezus laten zien. De eenheid waar Jezus over spreekt is dus een bijzondere eenheid, niet zomaar een eenheidsworst, maar meer zoals alle kleuren van de regenboog hun oorsprong vinden in het ene witte licht. Er is verscheidenheid, ieder z’n eigen kleur, maar de eenheid vinden we in onze oorsprong, in God. Die eenheid die we vinden in God kun je ook al teruglezen in het Oude Testament. Neem bijvoorbeeld het verhaal van Mozes bij de berg Sinai. Er wordt verteld dat er allemaal mensen bij elkaar gekomen zijn onder aan de voet van de berg. Allemaal verschillende mensen, net zoals wij, maar toch ook één. Als je goed kijkt naar deze verhalen, dan merk je ook hier dat de eenheid niet begint bij de mensen. Het is niet iets wat wij bedacht hebt, zo van, kom laten we elkaar gezellig opzoeken, nee aan de eenheid van het volk gaat God vooraf. Ik heb jullie uitgeleid uit het land Egypte. Daar begint ook de joodse geloofsbelijdenis mee. God heeft ons bevrijd, heeft ons als mens in de vrijheid gesteld. Het is die ervaring, die mensen toen hebben opgedaan en die mensen nog steeds opdoen, die ook maakt dat je bij die God wil horen, wil zijn. Daar is het goed, maar die eenheid is er niet altijd vanzelfsprekend. Je moet er iets voor doen. Vandaar dat Mozes van God de tien woorden krijgt: Houdt je aan mijn woorden en ik zal er zijn voor jullie. Hier wordt een verbond gesloten. God belooft er te zijn voor zijn mensen, maar daar staat wel tegenover dat we moeten leven naar Zijn woord, dat we de vrijheid moeten blijven zoeken. En precies dat maakt ons tot andere mensen. Tot mensen die, zoals Jezus zegt, wel in deze wereld leven, maar die niet van deze wereld zijn. Wij mogen er niet in opgaan. Dat betekent dat Christenen soms het lef moeten hebben om zich niet neer te leggen bij de gewone gang van zaken. Dat kan zijn in het groot, maar ook in het klein. Zo heeft een klein deel van de kerk in Hitler Duitsland, heftig geprotesteerd tegen de duivelse ideeën van Hitler, ze zijn niet meegelopen met de massa. Ze waren letterlijk niet van deze wereld. Dat maakte het anders. Zo kan het nog steeds gaan, ook in het klein. Het geloof valt niet zozeer af te lezen aan hoe wij ons kleden, of we braaf naar de kerk gaan, of dat we ons aan allerlei voorschriften houden, maar wel hoe wij het geloof van Christus in de praktijk brengen. Hoe wij bijvoorbeeld op het werk, op school op verjaardagen familieleden, vrienden durven weerspreken als er goedkope grappen worden gemaakt ten koste van anderen. Als wij zaken zien die het daglicht niet kunnen verdragen en waarvan andere mensen de dupe zijn. Ja, dat zal ons niet altijd in dank worden afgenomen. Anders zijn dan de wereld is ook niet altijd makkelijk, maar wel onze opdracht. Jezus kent de verleiding om mee te gaan met de massa. Daarom bidt hij ook dat God ons niet uit deze wereld haalt, want dat zou onmogelijk zijn, maar wel dat hij ons bewaard voor de duivel, zeg maar voor de zuigkracht van het doen als alle mensen. 

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, wij leven in een tijd waarin Christus niet meer lijfelijk onder ons aanwezig is, maar dat hoeft niet te betekenen dat wij nu als muizen kunnen dansen op de tafel. We hebben ook geen autoriteit nodig, maar wel iemand die ons leidt, die ons bewaart. Dat is de Geest die Jezus ons beloofd. En zo, dankzij die Geest, mogen wij als mensen in deze tijd zijn lichaam vormen. Wij krijgen daartoe de Geest, die ons aanwakkert, de ons inspireert, maar ook troost. Daarom zijn wij met elkaar een, hebben wij elkaar nodig. Niet omdat wij elkaar hebben uitgezocht, in een eenheid die we zelf verzonnen hebben, maar omdat God ons heeft uitgezocht. Toen, nu, en altijd weer tot heil van onszelf en deze wereld.

In de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *