All lives mater

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Vandaag wil ik de preek beginnen met terug te kijken op een toespraak die dominee Martin Luther King meer dan 57 jaar geleden hield. Het was tijdens een protestmars naar Washington van de burgerrechten beweging. Het zijn woorden die u wel bekend zullen zijn, ja die in veler oren gegrift staan. Laten we kijken naar een ingekleurde filmversie. 

Letterlijk zegt dominee King dit: Ik heb een droom dat op een dag op de rode heuvels van Georgia de zonen van voormalige slaven en de zonen van voormalige slavenhouders in staat zullen zijn samen aan te schuiven aan een tafel van broederschap. Ik heb een droom dat op een dag zelfs de staat Mississippi, een staat, die smoort in de hitte van onrecht en smoort in de hitte van onderdrukking, veranderd zal worden in een oase van vrijheid en gerechtigheid. Ik heb een droom dat mijn vier kinderen op een dag zullen leven in een land waar zij niet beoordeeld zullen worden op hun huidskleur, maar naar de inhoud van hun karakter.” Als in deze weken opnieuw een golf van protest de wereld over gaat als gevolg van de dood van de zwarte Amerikaan George Floyd dan kun je je afvragen wat er van de droom van Martin Luther King terecht is gekomen. George Floyd werd geboren in 1973, tien jaar dus na die beroemde toespraak van dominee King. George Floyd had één van kinderen van ds. King kunnen zijn, of nog eerder zijn kleinkind, maar toen Georg Floyd stierf leefde hij niet in een wereld die als een broeder- of zusterschap de tafel deelt, maar in een wereld die nog steeds getekend wordt door een diep racisme. George Floyd vond de dood door een gewelddadig en racistisch optreden van de politie. Terecht dat overal ter wereld mensen opstaan, vooral ook jonge mensen, om hier tegen te protesteren. Maar het zou niet moeten zijn, zeker niet in landen die zich christelijk noemen. Wij zouden beter moeten weten. Wij zouden elkaar al lang moeten zien als kinderen van één God en toch is dat helaas niet de wereld waarin wij leven. Protesten zijn kennelijk nog steeds nodig. Tegelijkertijd zie je ook dat die hele protestbeweging van black lives mater, zwarte levens doen er toe, een gevoel van ongemak oproept. Of je nu wel of niet demonstreert, je wordt ergens toch uitgedaagd stelling te nemen. Er zijn bijvoorbeeld mensen die zeggen: als je nu niet mee demonstreert dan ben je in feite zelf ook een racist. Dat gaat mij persoonlijk veel te ver, maar het is zeker waar dat die hele protestbeweging voor blanke mensen iets ongemakkelijks oproept. Opeens worden wij beschuldigd van een wereld die nog steeds racistisch is, terwijl veel mensen ook het gevoel hebben er zelf geen geen deel aan te hebben. Daarom willen wij er ook niet op aangesproken worden. Een briefschrijver in de krant verwoorde het zo: 

‘Witte mensen moeten een inburgeringsdiploma halen’, ‘Witte mensen moeten hun witte huiswerk doen…’ Ik dacht dat geen racisme juist was dat je niemand beoordeelt, veroordeelt of indeelt in hokjes op grond van haar of zijn huidskleur. Ik voel me opeens opgehokt in de groep witte racisten die opgevoed moeten worden, alleen omdat ik wit ben.

Wat mij betreft heeft de briefschrijver gelijk. Zo wil ik er ook niet op aangesproken worden. Als het debat de kant op gaat dat witte mensen per definitie slecht zijn, omdat ze wit zijn, dan zijn we net zo ver van huis. Tegelijkertijd is er wel wat aan de hand. Ik realiseer mij dat maar al te goed. Ook in ons land voelen veel mensen dagelijks aan den lijve dat ze anders worden behandeld dan anderen. Dat kan inderdaad zijn om hun huidkleur, maar ook om zaken als seksuele voorkeur, nationale afkomst, een handicap, of noem maar op. Mensen voelen zich anders behandeld om dingen waar ze niets aan kunt doen. Het gebeurt, dat is een feit. Afgelopen week heeft de Protestantse Kerk bij monde van de scriba Rene de Reuver, verklaard dat racisme een zonde is. Ik denk dat wij het daar allemaal mee eens zijn, dat is het probleem niet, racisme vinden we niet goed, maar hoe kan het dan dat het er nog steeds is? Zijn het dan de anderen die zich schuldig maken aan discriminatie en wie zijn die anderen dan? Wij doen zoiets toch niet? We zeggen toch dat het zonde is. Bij ons christenen komt zo iets niet voor? In de kerk doen we niet aan discriminatie. We hebben keurig geregeld dat bij ons iedereen welkom is. De vraag is natuurlijk of dat ook echt zo is? De vraag is of we bereid zijn onszelf te onderwerpen aan een diep zelf onderzoek. Wat zien we als we onszelf onder het vergrootglas leggen. Zijn we dan wel zo vrij van vooroordelen? Ik zelf durf gerust te zeggen dat ik dat vermoedelijk helemaal niet ben. Het zit vaak in hele kleine dingen. Stel dat ik naar een specialist in het ziekenhuis moet, een specialist die ik niet ken. Ik weet zeker dat ik verbaasd zal zijn, of dat het mij in ieder geval opvalt, als die specialist ineens een donkere huidskleur heeft. Mijn verstand zal zeggen: ja, natuurljk, waarom ook niet, maar het feit dat ik het niet verwachtte laat al iets zien dat het niet in mijn denken zit. Mijn verwachting is toch een blanke man of vrouw. Natuurlijk doe ik dat allemaal niet bewust, maar ik doe het wel. En dat nu is belangrijk om te constateren. Veel discriminatie gebeurt niet omdat we dat willen, maar veel meer onbewust. Daarom zijn we er niet met dappere stellingname of protestmarsen. Nee, de wereld zal alleen maar veranderen, wij kunnen alleen maar veranderen als we bereid zijn met andere ogen te kijken. Met andere ogen naar onszelf en met andere ogen naar de ander en daar hebben we hulp bij nodig. Daar hebben we de ogen van God voor nodig, daar hebben we wat mij betreft Jezus voor nodig die ons anders leert kijken. Natuurlijk is dat niet altijd leuk, dat anders leren kijken kan heel confronterend zijn, maar nergens wordt ons ook beloofd dat het evangelie leuk is, toen niet en ook nu niet. Jezus bezorgde mensen wel vaker een ongemakkelijk gevoel, niet om ze daar mee te pesten, maar omdat het in zijn overtuiging de weg was naar het leven, naar het koninkrijk van God. Laten we daarom nog eens kijken naar dat prikkelende verhaal dat Jezus vertelt over de Farizeeër en de tollenaar. Beide zijn ze op weg naar de tempel om te bidden. De vraag die hier speelt, is “wat is vroom, wanneer doe je het goed”. Doe je het goed als je van jezelf denkt dat je je aan de regels houdt? Is geloof een kwestie van met de bijbel zwaaien zoals Trump deed voor de deur van een kerk of gaat het om iets anders. De vraag is dus, wanneer doe ik het goed, wat is een goed geloof? En hoe reageer je als een ander je onder kritiek stelt. Wijs je dan op wat je allemaal doet, wat je allemaal gelooft? Dat is wel wat de Farizeer doet. Als hij bidt dan probeert hij zichzelf te rechtvaardigen door vooral op te sommen wat hij allemaal niet is. Hij is niet zoals de andere mensen. Hij is geen rover, hij is geen bedrieger, hij is geen echtbreker, en hij is zeker ook geen tollenaar. Nee, hij houdt zich keurig aan de wet, hij vast twee keer per week en hij geeft een tiende van zijn bezit weg zoals het voorgeschreven is. Je zou kunnen zeggen dat de farizeer vooral een geloof heeft dat de buitenkant betreft en dat hij niet beseft dat geloof ook alles met een innerlijke houding te maken heeft. Dat besef heeft de tollenaar wel. Wat opvalt is dat hij zichzelf niet vergelijkt met anderen om zich te rechtvaardigen. Dat had hij natuurlijk ook kunnen doen. Ook de tollenaar had kunnen aanvoeren, dat hij niet is als bijvoorbeeld de moordenaars of kindermisbruikers wat dan ook. De tollenaar had zichzelf ook kunnen rechtvaardigen door te zeggen dat het niet aan hem lag dat hij dit werk deed, maar dat de maatschappij hem ertoe gebracht heeft. Dat had hij allemaal kunnen zeggen, maar dat doet hij niet. In plaats daarvan kijkt de tollenaar naar zijn eigen binnenste en durft hij daar ook te zien wat  z’n eigen fouten en tekortkomingen zijn. En als hij dat ziet, ja dan durft hij eigenlijk nauwelijks nog te bidden. In ieder geval durft hij het niet te laten zien. Hij zoekt een stil hoekje op en slaat z’n ogen neer. Zijn gebed klinkt heel anders. Geen opsomming dus van wat hij allemaal gedaan heeft, maar een diep besef dat hij als mens de genade van God nodig heeft. Een diep besef dus dat wij als mensen geen perfecte wezens zijn maar dat we fouten maken, dat wij soms schuldig zijn aan het leed dat een ander overkomt. Een groter verschil tussen deze beiden is niet denkbaar. Jezus is in zijn oordeel over deze twee dan ook glashelder. Wie met een opgelucht hart naar huis mag gaan is de tollenaar, niet de farizeeër, omdat de tollenaar bereid was zijn eigen aandeel in het leven te onderzoeken. Met dit prikkelende verhaal zal Jezus in zijn dagen heel veel mensen vast een ongemakkelijk gevoel hebben bezorgd. Als je dat nu eens legt naast de vragen van onze tijd dan is de parallel gauw getrokken. Natuurlijk is het niet leuk als we onder kritiek worden gesteld, maar simpelweg de kritiek weg wuiven door te stellen dat wij niet zijn zoals de anderen, past een christen niet.

Maar er is meer. Het is niet zo dat de tollenaar alleen maar het boetekleed aantrekt, nee de tollenaar heeft in zijn gebed ook weet van een ander perspectief, een perspectief dat hem uit de situatie trekt waarin hij zit. Ja, de tollenaar ziet aan de ene kant dat hij geen perfect mens, maar aan de andere kant, en dat is juist wat het evangelie tot goede boodschap maakt, ziet hij ook dat het daar niet bij hoeft te blijven. Hij mag ervaren dat God hem neemt zoals hij is, juist omdat hij zelf ziet wie hij is, dat God hem liefheeft, in hem geloofd, niet dankzij, maar ondanks zijn tekortkomingen. Die ontdekking is ook waar Paulus vol van is en waar hij over schrijft in zijn brief aan de Kolossenzen. Paulus heeft het over de oude mens die je kunt afleggen om een nieuwe mens aan te trekken. Bijna alsof je van kleren verwisseld. Als je gelooft, als je je christen wil noemen dat gaat er niet om dat je zwaait met de bijbel of gelooft in een setje waarheden, nee dan gaat het er om dat je leeft vanuit die waarheid: dat jij er als mens mag zijn met al je gebreken. En dat betekent tegelijkertijd ook, hoe kan het ook anders, dat wat voor jou geldt, ook voor een ander geldt. Ieder mens wordt opdezelfde wijze geliefd door God. Dat hangt niet af van wat je doet, van je hebt, van de kleur van je huid, of je goed geleefd hebt. Nee, Gods liefde, gaat aan dat alles vooraf. Wie met deze ogen kijkt, de ogen van God, ziet wat Paulus ziet, namelijk dat er geen sprake meer is van grieken of joden, besnedenen of onbesnedenen, barbaren, Scythen, slaven of vrijven, maar we één zijn in Christus die alles is in allen. 

Lieve mensen, wij die ons noemen gemeente van Christus, laat die gezindheid ook de onze zijn. Toen George Floyd stierf riep hij uit: “I can’t breath, ik krijg geen adem…”, dat is wat mensen elkaar aan kunnen doen, maar dat is wat haaks staat op God die ons juist de adem geeft, ja die ons de adem heeft ingeblazen. Dat wij dat nooit vergeten, dat we bereid zijn altijd weer om onszelf te onderzoeken en zo het leven te vinden dat ons gegeven is. 

In de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *