
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Kent u het spreekwoord: Al te goed is buurmans gek? Vast wel. Met dat spreekwoord wordt bedoeld dat iemand die te goedig is van zijn eigen goedheid het slachtoffer zal worden. Het spreekwoord is daarmee ook een soort waarschuwing. Je moet uitkijken om al te goed te zijn, want voor je het weet wordt daar misbruik van gemaakt. Dit geloof zit diep in ons verankerd en daarom hebben we, denk ik, ook een beetje moeite met die tekst uit de eerste brief van Petrus.
Diep van binnen denken we: het zijn mooie vrome adviezen, maar kom daar maar eens mee weg in de praktijk van alledag. Neem nou zo’n simpel advies van Petrus om niet terug te schelden als je zelf wordt uitgescholden, maar in plaats daarvan de ander te zegenen. Zo’n advies roept eerder verzet in ons op. Ik hoef toch zeker niet alles over mij heen te laten komen. Ik hoef toch niet alles te pikken. Oke, misschien kan ik het nog net opbrengen om niet terug te schelden, maar om die ander nu te gaan zegenen, dat gaat mij toch wat te ver.
Nee, veel van de dingen die Petrus zegt, of die de bijbel zegt, vinden we wel mooi vanaf de preekstoel, maar niet erg bruikbaar voor het leven dat begint op maandag. Door de week gelden immers andere wetten. Door de week moet je zien dat je je boterham verdient en daar hoort voor velen een stuk handel bij en de handel heeft zo zijn eigen regels. Als je echt altijd helemaal eerlijk blijft, dan kun je het wel schudden. In de handel moet je het soms gewoon hard spelen. Maar ook de normale omgang met onze vrienden of familie kent zo zijn eigen codes. Als u bijvoorbeeld op een verjaardag bent of op uw werk en daar worden dingen gezegd waarvan u op uw klompen aanvoelt dat die niet passen bij het christelijk gedachtegoed, zoals roddel, discriminatie, pesten, dan valt het niet mee om daar wat van te zeggen. Je kijkt wel uit, want je wilt geen spelbreker zijn. En misschien ben je ook wel bang, want voor dat je het weet richt de groep zich tegen jou. Nee, het is dan veel gemakkelijker om je gewoon te laten meeslepen. Dat is ook de code, dat doet iedereen.
Of neem nou zo’n opdracht om barmhartig te zijn. Het is mooie gedachte, maar in de praktijk werkt het niet. Stelt dat je bij de ingang van de Albert Heijn of bij de Boni iemand met een daklozenkrant aantreft, want doe je dan? Soms kom je er één, maar vaker niet, want ja, je kunt je beurs toch niet altijd trekken, je wilt toch ook nog wat voor je zelf over houden. En dat zelfde geldt voor die vele goede doelen die acceptgirokaarten sturen of met een busjes langs de deur komen. Nee, barmhartigheid is mooi, maar ergens is er wel een grens, houdt het ook een keer op.
In het leven van alle dag kom je dus voortdurend in botsing met het leven zoals de bijbel ons dat voor ogen stelt. Dat is een feit en dat wil ik ook niet wegpraten, maar de vraag is: hoe ga je daar nu mee om? Voor de meeste mensen zijn er eigenlijk maar twee opties. Of je legt de bijbel aan de kant of je neemt de bijbel serieus en je probeert er zo goed en kwaad als het gaat iets van te maken. In het eerste geval zeg je eigenlijk: dat wat de bijbel van ons vraagt is onhaalbaar, niet realistisch, ik kies gewoon voor de wetten van de wereld. En als die wereld van mij vraagt dat ik het hard speel, dat ik mijn mond houdt, dat ik eerst voor mijzelf zorg, dan doe ik dat gewoon. Daar kom ik immers het verste mee. In het andere geval laat dat wat de bijbel zegt je niet helemaal los en probeer je wat te gaan schipperen. Soms pas je de bijbel toe en soms niet. Je doet wat je kunt. Een beetje vergeven, maar niet altijd. Een beetje barmhartig zijn, maar er is wel een grens. In feite zijn dat de twee opties waar de meeste mensen mee rekenen. Maar er is ook nog altijd een derde optie: en dat is gewoon doen wat Petrus van ons vraagt. De bijbel dus volledig serieus nemen en er vol uit leven. Niks geen geschipper, gewoon doen wat er staat.
Ja, maar hoor ik u dan gelijk roepen: dat kan ik helemaal niet. Dat is toch veel te zwaar. Je naam moet wel Jezus zijn wil dat echt lukken en zelfs met hem is het niet goed afgelopen. Toch stel ik daar een vraag bij. Want is dat ook zo? Is het echt zo onhaalbaar? Of kan het misschien toch, kan het misschien toch, omdat deze optie van een heen andere denkwereld uitgaat, van een heel andere grondhouding die in je leven hebt? Ik stel voor dat we die derde optie, de woorden van Petrus volstrekt serieus nemen, zonder geschipper, nog niet zo maar aan de kant gooien, maar dat we eerst nog maar eens kijken naar wat Petrus ons precies te zeggen heeft.
Eerst volgt daar dan dat advies dat begint in vers 8: Wees allen eensgezind, leef met elkaar mee, heb elkaar lief als broeders en zusters, wees barmhartig en bereid de minste te zijn. Vergeld geen kwaad met kwaad, en als u wordt uitgescholden, scheld dan niet terug; zegen juist, opdat u ook zelf zegen ontvangt. Ik denk dat Petrus de bezwaren die ik in het begin noemde: al te goed is buurmans gek, ook kende. Petrus wist hoe goed hoe wij mensen in elkaar zitten. Ik denk zelfs dat hij er al rekening mee hield dat de mensen op zijn advies zouden zeggen: kom nou, dat is toch niet haalbaar, als we dat doen, dan gaan we zelf ten onder, dan maakt een ander misbruik van ons, dan wordt ons kwaad gedaan. Maar Petrus is ons ook een stapje voor. Want nadat Petrus zijn advies gegeven heeft, zegt hij: overigens, wie zou u kwaad doen als u zich volledig inzet voor het goede? Petrus is ons voor. Wij zijn bang dat er misbruik van ons wordt gemaakt als wij te goed zijn, maar is dat wel zo, wie zou dat doen? Het klinkt een beetje naïef en vreemd,
zeker als u weet dat de mensen aan wie hij de brief schreef het niet makkelijk hadden. Er werd misbruik van hen gemaakt: christenen werden met argwaan bekeken, bespot en soms vervolgd.
En toch zegt Petrus doodleuk: overigens, wie zou u kwaad doen als u zich volledig inzet voor het goede? Kende Petrus de situatie dan niet waarin deze mensen zich bevonden. Wist hij niet wat ze allemaal meemaakten? Nam hij degene aan wie hij de brief schreef eigenlijk wel echt serieus. Zeker wel, maar wat Petrus doet is dat hij de lezers van zijn brief, maar ook ons, simpelweg vraagt om eens stil te staan bij dat bezwaar dat wij hebben, het bezwaar dat er altijd misbruik van ons wordt gemaakt. Waar halen jullie eigenlijk die wetenschap vandaan dat je zelf het slachtoffer wordt van je eigen goedheid? Kan het niet zo zijn, dat die angst vooral in jullie hoofd zit? Ik denk dat Petrus daar een goed punt heeft. Misschien is het helemaal niet zo dat er misbruik van ons wordt gemaakt. Natuurlijk, iedereen kent wel voorbeelden uit zijn eigen verleden waarin je goedheid met misbruik werd beloond, maar om nou te zeggen dat dat altijd zo gaat. Dat is een misvatting, een negatief geloof, een geloof dat weinig vertrouwen heeft in de goedheid van de schepping zoals God die heeft gemaakt. Petrus ontkent overigens ook niet dat er misbruik van die eerste christenen werd gemaakt, maar hij nuanceert het, het is niet altijd zo. Kennelijk zijn wij geneigd om onze negatieve ervaringen zwaarder te tellen dan onze positieve. Als er ook maar één keer misbruik wordt gemaakt van jouw goedheid dan denk je al dat dat altijd zo gaat.
Dat is dus de eerste kritische vraag die Petrus ons stelt: het spreekwoord luidt: al te goed is buurmans gek, maar kan het niet zo zijn dat we hier gewoon onze eigen angsten projecteren op de ander, dat het helemaal niet zo is dat de ander op onze vernietiging uit is, maar dat die ander net zo goed een gewoon mens is als jij en ik.
Maar goed, zegt Petrus, stel nu: het gebeurt toch. Jij bent goed en de ander maakt misbruik van jou, wat dan nog? Letterlijk zegt Petrus: zelfs als u zou lijden omwille van de gerechtigheid, dan bent u toch gelukkig te prijzen. Weer zo’n zin die er bij ons niet in wil. Zijn wij gelukkig als wij moeten lijden? Ik denk niet dat Petrus bedoelt dat lijden je gelukkig maakt, daar geloof ik niet in. Petrus zegt dat je gelukkig bent. Maar wanneer ben je gelukkig. Kun je wel gelukkig zijn als je lijdt aan het feit dat je niet zelf kunt zijn, als je voortdurend met angst in deze wereld rondloopt, angst voor wat anderen jou aan kunnen doen, of angst om niet te kunnen zijn wat je bent, of te zeggen wat je wilt. Ik denk dat Petrus dat bedoelt. We lijden misschien nog wel meest aan onze eigen angsten. En dat hoeft niet. Je kunt gelukkig zijn als je leeft dicht bij jezelf, dichtbij wat God jou van nature gegeven heeft. Het lijden dat anderen je aan kunnen doen valt dan n het niet bij dat geluk. Daarom zegt Petrus: maar zelfs als u zou lijden omwille van de gerechtigheid, dan bent u toch gelukkig te prijzen, want dan ben je zuiver, eerlijk, bij je kern.
Petrus gaat verder: Wees daarom niet bang voor de mensen en laat u niet in verwarring brengen. Ook daar heeft hij weer een punt. Als je als leerling van Jezus toch weet dat Christus ons bij onszelf gebracht heeft, ons gewezen heeft op die goede kern die in ons zit en waaraan je niets hoeft te veranderen, waarom laten we ons dan toch steeds weer in verwarring brengen door mensen die zeggen dat het anders is. Dat je niet goed bent, dat je bang moet zijn voor straf, voor wraak of wat dan ook. Nee, zegt Petrus: erken Christus als Heer en eer hem met heel uw hart. Dat moet je uitgangspunt zijn. En vraagt iemand je waarop de hoop die in je leeft gebaseerd is, wees dan steeds bereid om te antwoorden. Kom er voor uit. Laat zien wie je bent: beeld van God.
Gemeente van onze Heer Jezus Christus, de brief die Petrus geschreven heeft, is een geweldige bemoediging, ook voor ons mensen vandaag. Petrus wijst ons namelijk op de kracht die in ons is: Christus, dat is de kracht die ons mensen heel maakt of liever gezegd: de kracht die ons brengt bij wat we nature zijn: goede schepping. Petrus roept ons op om daarop te vertrouwen. Wie zo leeft hoeft niet langer bang te zijn. En de andere mensen dan? Wat zullen zij doen? Zij zullen zich niet tegen jou keren, nee zij zullen zich schamen voor alles waar mee ze jou gelasterd hebben.
In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen.