
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Kijkt u wel eens in uw vuilniszak? Misschien een rare vraag, voor het begin van een preek! Maar als je dat zou doen dan zou je schrikken van de hoeveelheid plastic die we weggooien. Om elk levensmiddel dat we kopen zit tegenwoordig wel een stukje plastic. Komkommers worden overtrokken met een glad plastic huidje. Koekjes gaan in een plastic bakje, vervolgens in een plastic zakje en dan soms ook nog in een kartonnen doosje. De hoeveelheid afval die we met elkaar produceren is enorm. Als we alles maar op één grote berg zouden kieperen, zoals we dat vroeger nog wel deden, dan zouden we binnen de kortste keren bergen hebben, hoger dan de alpen. Dus is het toverwoord van deze tijd: afvalscheiding. We doen het hopelijk allemaal. Thuis bewaar je je oud papier, het groen afval gaat in de groenbak, het overige afval in de grijze container, het chemisch afval bewaar je voor de chemokar en het glas spaar je op voor de glasbak. En als je dan op zaterdagmorgen met je kofferbak vol glas naar onze ondergrondse containers rijdt bij de Albert Heijn dan begint het proces van scheiden opnieuw: groen glas in de groene container, bruin glas in de bruine en wit glas in de witte container. Al die moeite doen we omdat we weten dat het anders een grote puinzooi wordt. Door ons afval te scheiden, zijn de verwerkingsstations beter in staat om wat nog goed is er uit te halen en apart te houden van het onbruikbare. Maar ja, waar moet je met dat onbruikbare heen. Verbranden is nu vaak de enige optie. Weg ermee, het dient nergens meer toe.
Vandaag hebben we bij de profeet Ezechiel en in het evangelie van Mattheus ook gelezen over een scheidingsproces: de bokken worden daar gescheiden van de schapen. En eerlijk is eerlijk, wij worden daar niet erg vrolijk van. Kijk, dat God komt om het goede en bruikbare er uit te halen dat kunnen wij ons nog wel voorstellen, maar sommigen krijgen bij deze teksten ook de koude rillingen, of liever gezegd het zweet op het voorhoofd. Want wat God doet met het onbruikbare lijkt wel heel veel op dat wat wij doen met ons onbruikbare afval. Vervloekt zijn jullie, verdwijn uit mijn ogen naar het eeuwige vuur dat bestemd is voor de duivel en zijn engelen. Met deze tekst zijn de mensen ook eeuwenlang bang gemaakt. Het hing letterlijk als een oordeel boven ons hoofd en dat zit ons niet lekker. Mij ook niet… Daarom wil ik proberen de tekst van vandaag in een ander daglicht te stellen, zodat wij niet verstijfd raken van angst, maar de tekst kunnen zien als een vreugdevolle aansporing om te leven in de gezindheid van Christus.
Allereerst is het goed om te zeggen dat deze tekst geschreven is in een tijd van onderdrukking. Het is de tijd van de nieuwe kerk, de eerste christengemeenten. En die hadden het voorwaar niet makkelijk. Het waren nog kleine groepen. Aan alle kanten werden ze bedreigd. Christenzijn was iets wat je was met gevaar voor eigen leven. Als je je eens probeert te verplaatsen in die mensen dan klinkt deze tekst al heel anders. Mensen werden er niet bang van, maar ze zagen het als een bemoediging. Weet dat er een verandering komt, weet dat aan jullie die nu verdrukt worden recht gedaan zal worden. Houd vol, want God is nabij. Dat is het eerste wat we voor ogen moeten houden: de situatie van die tijd. Het feit dat wij ons nu wat ongemakkelijk voelen met die tekst, komt misschien ook wel omdat we diep van binnen vermoeden dat wij niet direct de slachtoffers zijn waar het hier over gaat. Natuurlijk, als het gaat om het leven van een ieder van ons hier afzonderlijk, dan kun je je wel degelijk tekort gedaan voelen, maar als we onszelf bezien in het licht van het grote wereldgebeuren, dan weten wij ook wel dat wij het vele malen beter getroffen hebben dan tal van andere mensen op deze wereld. Ergens knaagt dat toch aan ons, in ieder geval bij mij… En misschien is dat ook wel goed, niet om jezelf daarmee een enorm schuldgevoel aan te praten, of om je daardoor te laten verlammen, maar wel om in actie te komen. Om in je leven een andere houding aan te nemen, namelijk de houding van Christus. Deze tekst zou ik daarom in de eerste plaats willen lezen als een profetie en niet als een voorspelling. Als je kijkt naar de profeten in het oude testament dan zie je dat ook zij niet bezig zijn met toekomst voorspellingen: zo van, zus en zo zal het gaan, nee, maar wat ze wel doen is de mensen een spiegel voorhouden. Een spiegel die het verband laat zien tussen hoe het er op deze wereld aan toe gaat en wat wij daar aan doen. De profetieën van de profeten hebben tot doel om de mensen te veranderen. Zo is het ook met deze tekst.
Mattheus gebruikt een beeld dat iedereen kende. Het beeld van de herder met zijn bokken en schapen. In de tijd van de bijbel werden deze dieren samen geweid, maar ‘s avonds moest er bij de staldeur een scheiding worden gemaakt. De herder ging voor de stal staan en liet onder zijn benen de schapen door en hield de bokken tegen. Zo kwam er weer orde en overzicht. In het oude testament zie je ook dat er over schapen altijd veel
positiever wordt gesproken dan over de bokken. Een schaap was ook meer waard. Jezus vergelijkt de schapen nu met de mensen die begrepen hebben waar het God om te doen is. Wie de hongerigen voedt, dorstigen te drinken geeft, de vreemdeling ontvangt en de behoeftige van kleding voorziet, wie omkijkt naar mensen die steun en gezelschap nodig hebben omdat ze in een moeilijke situatie verkeren, of dat nu door hun eigen schuld is of niet, die krijgt deel aan het eeuwigheidsleven dat Christus heeft voor geleefd. Met andere woorden zo leven is van een blijvende waarde. De bokken nu dat zijn de mensen die dat leven nog niet gevonden hebben. Het zijn de mensen die niet voor de herderlijke waarden kiezen. Als je dit verhaal nu zou lezen als een voorspelling dan krijgt het zijn nare klank als dat deze mensen verdoemd zijn, maar als je leest als een profetie, dan zegt Jezus voor mij daarmee: zo leven, is een leven dat onvervuld en onvruchtbaar blijft. Niet straks, maar nu al. En daar kun je wat aan doen.
Maar pas nu op, want in dat woord “doen” zit tegelijk een valkuil. We moeten niet gaan denken dat we er zijn door allerlei goede werken te doen, alsof we daarmee witte voetjes kunnen halen bij God, zo van: hebt u wel gezien God wat voor goede dingen ik allemaal gedaan heb? Nee, wat mij opvalt is dat de schapen, degenen die werkelijk als Jezus’ vrienden leven dat zelf niet eens in de gaten hebben. Jezus zegt: Jullie hebben mij te drinken gegeven… en zij zeggen: hoezo, wanneer, waar dan, wie? Ze hebben iets gedaan, zonder zich er van bewust te zijn. Dat is anders bij de bokken. Als Jezus tegen hen zegt: Jullie hebben mij niet te drinken gegeven… zeggen zij: Hoezo, wanneer hebben wij niet voor u gezorgd. Kennelijk weten deze mensen heel goed wat ze allemaal aan “goede” daden gedaan hebben en denken ze ook nog eens dat dat het is. Nee, dus. Waar Mattheus over spreekt is een levenskeuze die een niveau dieper ligt dan uit plicht goede dingen doen. Het gaat om een levenshouding die ons leven zo doortrekt dat we ons niet eens meer bewust zijn van de positieve keuzes die we maken. Daar ligt voor mij de kern van dit profetische verhaal. Het is een oproep om je levenshouding eens kritisch onder de loep te nemen, om te zien of je leeft vanuit de liefde van God of onder de plicht van het heilige moeten.
Gemeente van onze Heer Jezus Christus, misschien denkt u na alles wat u gehoord hebt, toch nog “ach, dat zal allemaal wel, maar hoe kan ik ooit tot zo’n levenshouding komen’. Ben ik daarvoor wel geschikt, want ik weet van mijzelf dat geen enkel menselijk trekje mij vreemd is. Kan ik dat daarom wel opbrengen? Weet u wat: Ik geloof dat God daar helemaal niet mee zit. Hij is al blij met een ieder die het wil proberen. Want is dat niet het andere beeld dat Jezus ons meegeeft, namelijk dat hij als herder zijn negenennegentig schapen in de steek laat om ook die ene er bij te halen. Dat beeld is voor mij krachtiger en troostrijker dan het beeld van de bestraffing en het eeuwige vuur. Als ik God zie, dan zie ik hem aan het werk in het afvalstation van het leven, voortdurend op zoek naar mensen die weer hergebruikt kunnen worden. Voor God zijn wij geen afval. De dichter Gerrit Achterberg heeft dat verwoord in een prachtig gedicht. Met de laatste regels wil ik graag eindigen:
Sinds God zich van de schepping onderscheidt,
gingen wij dood en liggen langs het pad,
wanneer niet Christus, koopman in oudroest,
ons juist in zo’n conditie vinden moest;
alsof hij met de Vader had gesmoesd.
In de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen.